Erfgoedbeleid

WAT: met een opgraving worden de gegevens van een archeologische vindplaats die niet ter plekke behouden kan blijven, gedocumenteerd en de vondsten daarvan veiliggesteld. De onderzoeksvragen uit het PvE worden beantwoord.

WANNEER: als de bevoegde overheid (vaak de gemeente) besluit dat een vindplaats behoudenswaardig is, maar niet ter plaatse in de bodem bewaard kan blijven.

VOOR WIE: alle initiatiefnemers van bodemverstorende ingrepen, zowel overheden als particulieren.

Een opgraving is in principe een noodmaatregel, want eenmaal opgegraven is de archeologische vindplaats voor altijd verstoord. Vandaar dat we archeologische resten bij voorkeur in de bodem (‘in situ’) laten zitten en alleen opgraven als het niet anders kan. Jaarlijks voert RAAP tientallen opgravingen uit, zowel in het landelijk gebied als in historische binnensteden. De uitvoering verloopt volgens een PvE. De vindplaats wordt met de graafmachine blootgelegd. Vervolgens analyseren we de sporen, vondsten, profielen en monsters en leggen we de resultaten vast in een rapport.

Na de opgraving geeft de bevoegde overheid het plangebied vrij. Bij een opgraving zetten we de nieuwste technieken in, zoals digitale meettechnieken waarmee we alle sporen zeer snel en nauwkeurig inmeten. Met succes ontwikkelde RAAP het softwareprogramma ODILE waarmee we alle veldgegevens tijdens de opgraving digitaal bundelen en vlot kunnen analyseren.