RAAP Magazine
#2017-01

Ons nieuwe digitale magazine, met artikelen over grootschalige opgravingen in o.a. Nieuwegein en Ooijen, een vliegtuigwrak in het IJsselmeer, de Cultuurhistorische waardenkaart Berkelland, een uniek onderzoek in het Thermenmuseum in Heerlen en heel veel ander lezenswaardigs.

INHOUD

Swifterbanters in Nieuwegein

Grootschallige opgraving in Nieuwegein met
6000 jaar oude skeletten

De kogel van Mina

RAAP-projectleider Mina Jordanov over
een opzienbarende vondst

Cultuurhistorische waardenkaart Berkelland

Meerwaarde door een slimme aanpak

Vliegtuigwrak in het IJsselmeer

Berging vliegtuig uit de Tweede Wereldoorlog,
midden op het IJsselmeer

Vreedenborgh

Vijf eeuwen
fundering op fundering

Opgraving in het Thermenmuseum

Opgegraven badhuis opnieuw onderzocht

Vuursteen spitten langs de Maas

Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum

Bodemrisicokaart

Uitgebreid met archeologie en explosieven

In de put met Eric Norde

Archeoloog Eric Norde over opgraving Ede

Korte berichten

Van pleeborstel tot de cloud

Marktwerking

Column

Nu de economische crisis in de archeologische markt echt voorbij lijkt, is het moment aangebroken om terug te blikken. Heeft de markt de crisis overleefd? En hoe?
‘Archeoloog Zevenaar dreigt archeologische vondsten te verkopen’, kopte NOS.nl op 29 augustus 2016. De vondsten moesten worden verkocht ter compensatie van een half miljoen euro schade. Schade die ontstond doordat opdrachtgevers niet wilden betalen voor de uitwerking. Hoewel veel collega-directeuren het niet met de actie eens waren, moet bevestigd worden dat de archeologische markt het zwaar te verduren heeft gehad. Zeker een kwart van de bedrijven met meer dan 15 medewerkers ging tijdens de crisis failliet en een even groot percentage medewerkers verloor hun baan. Daarnaast teerden alle bedrijven fors in op hun eigen vermogen, als ze dat al hadden. Maar de branche heeft het in elk geval overleefd.
Even interessant is de vraag of het functioneren van de markt in crisistijden beantwoord heeft aan de doelen die de rijksoverheid met marktwerking had. Wat waren die doelen ook alweer? Na enig zoeken komen we uit bij Staatssecretaris Van der Ploeg, de architect van het stelsel. Kosteneffectiviteit, nadenken over de kwaliteit van het archeologisch onderzoek om de erfgoedzorg te verbeteren en het voorkomen van een te zware onderzoekslast voor de ontwikkelaars.
Welnu, zonder alle bronnen te noemen, durf ik te stellen dat een groot deel van het archeologisch erfgoed ‘in situ’ bewaard wordt, dat wat wordt opgegraven voor bijna 100% gepubliceerd wordt en dat er weinig aan te merken valt op de kwaliteit van het onderzoek. Een enkel incident daargelaten.

Valt er dan niets te klagen? Toch wel. Wetenschappers zijn vanzelfsprekend kritisch en geregeld teleurgesteld in de wetenschappelijke kwaliteit van de door gebiedsontwikkelaars betaalde rapporten. Agrariërs en de bouwsector klagen regelmatig over de onderzoekskosten en vinden dat de kosten en baten ongelijk en dus oneerlijk verdeeld zijn: zij betalen voor iets waar iedereen voordeel van heeft. En het bedrijfsleven ten slotte, klaagt dat ze de onderzoekskwaliteit hoog hebben gehouden door in te teren op hun eigen vermogen.
Naar mijn smaak zit dat echter allemaal ingebakken in het stelsel waar de wetgever voor heeft gekozen. Een cocktail van: het verstoorder-betaalt principe om behoud ‘in situ’ te stimuleren, goed wetenschappelijk onderzoek, een commerciële markt, en dat alles tegen lage kosten. Het spreekt dus voor zich dat alle partners in de erfgoedzorg iets inleveren, al noem ik het liever: bijdragen. Marktwerking geslaagd, durf ik te zeggen.
En laten we wel wezen. Willen we terug naar de tijd van de noodopgravingen, waarin 30% van de archeologie ongezien verloren ging en 50% van wat wel werd opgegraven nooit werd gepubliceerd? Dacht het niet.  

Bigbags in Nieuwegein


Een enorme tent, intrigerende witte zakken en archeologen in plastic schorten:
een onalledaags schouwspel langs de A27 in Nieuwegein.
 Het draait hier om een ‘bigbag-opgraving’ van een bijzondere
 archeologische vindplaats uit de steentijd.


Vlak achter een kolossaal vogelhuis, dat langs de snelweg dienst doet als reclamezuil voor bedrijvenpark Het Klooster in Nieuwegein, ligt een veld vol witte bigbags gevuld met klei. De gemeente Nieuwegein geeft hier bij elkaar 75 hectare aan kavels uit. Verderop zijn al vele bedrijven gevestigd, maar rond de plek met bigbags zijn graafmachines aan het werk en rijden kiepwagens op rupsbanden in hoog tempo af en aan. Het is een goed georganiseerde chaos waar archeologen van RAAP en BAAC aan een bijzondere opgraving werken. De organisatie bij RAAP is in handen van de projectleiders Joël Sprangers en Helle Molthof.

In de middelste van de rij bouwketen op het terrein laat projectleider Joël Sprangers op kaarten zien wat er gedaan is. ”Vanaf oktober hebben we proefsleuven gegraven en dat overtrof alle verwachtingen. Er ligt hier een vindplaats die een vrijwel onverstoord beeld geeft van bewoning in de Swifterbantperiode, rond 4000 voor Christus. Vindplaatsen van de zogenoemde Swifterbantcultuur zijn zeldzaam. Onze vindplaats is circa 6500 vierkante meter groot en wordt nu opgegraven.” Hij wijst op kleine vierkante blokjes, die regelmatig verspreid op de kaarten staan en aangeven waar welk soort vondsten zijn aangetroffen. “In het meest donkerblauwe vakje op de kaart hebben we bijna 800 stukjes vuursteen gevonden. Dat is echt heel veel.” De blokjes op de kaarten komen overeen met opgegraven vakken van 1 bij 1 meter. De grond daarvan is in bigbags geschept om op de zeef onderzocht te worden.

Onderzoek Nieuwegein
Voor de aanleg van bedrijvenpark Het Klooster in Nieuwegein is in de voorgaande jaren allerlei archeologisch onderzoek gedaan. Er is vooral veel booronderzoek uitgevoerd om te zien waar archeologisch interessante gebieden liggen. Afgelopen zomer vonden archeologen in de boringen aanwijzingen voor een mogelijke steentijdvindplaats. De gemeente besloot daarop proefsleuvenonderzoek te laten doen, gevolgd door een opgraving. Inmiddels is de grond verkocht en (eind januari 2017) het archeologisch veldwerk bijna afgerond.
6000

jaar oude vondsten

1500

big bags

6500

vierkante meter

Waterballet

Op het terrein staan zo’n 1500 bigbags vol grond te wachten op onderzoek. Dat gebeurt in een enorme tent van 20 bij 30 meter. Binnen waan je je in een andere wereld. De hele dag hoor je hier water stromen. Vanwege de vrieskou spuwt een groot warmtekanon dag en nacht warme lucht naar binnen, zodat de leidingen van de zeven niet bevriezen. Middenin de tent ligt een waterbassin omgeven door 18 zeefinstallaties die bediend worden door archeologen. Zij scheppen de bigbags leeg op de zeefmachine, spoelen de klei weg en bekijken het residu op vondsten. Wat eruit gevist wordt, past allemaal in een klein bakje bovenop de zeefmachine. Alle archeologen hebben een plastic schort voorgebonden dat hun hele lichaam bedekt, modderspatten zitten op hun gezicht en vliegen in het rond. De opgeschepte, half bevroren kleiklompen zijn voor hen net bonbons: hard van buiten maar zacht van binnen.

Het hoogtepunt qua vondsten komt echter niet uit de zeef, maar uit de opgravingsput. Eerst een skelet van een man met daarnaast de botten van de benen van een tiener, daarna volgde een derde skelet. De skeletten zijn met klei en al in een blok gelicht en overgebracht naar het kantoor van RAAP in Leiden, waar een fysisch antropoloog ze blootlegt. Een lastig karwei, want de botten zijn broos en gemakkelijk weg te smeren met de klei. Het is sowieso uniek dat ze nog zo goed bewaard gebleven zijn. Dat komt door de vochtige grond.

Verder zijn werktuigen van bewerkt vuursteen opgegraven, beitels van dierlijk bot, een stuk maalsteen en versierd aardewerk, waaronder vrij complete potten met aankoeksel van etensresten. Archeoloog Helle Molthof, die de veldleiding op de opgraving heeft, laat ook een hanger van gitsteen zien, een groot zwart sieraad met een gaatje erin. “Hij is doorboord met vuursteen en duidelijk gedragen, want het gaatje is uitgesleten aan de bovenkant. En het is een importproduct, want die steensoort komt in Nederland niet voor.”

Vroegste boeren
Met al deze vondsten is Nieuwegein-Het Klooster een van de grootste en meest vondstrijke vindplaatsen van de Swifterbantcultuur. De mensen van deze cultuur leefden zo’n 6000 jaar geleden, in de overgangsperiode van jager-verzamelaars naar boerengemeenschappen. Projectleider Joël Sprangers licht het toe: “In Nieuwegein is meer gevonden dan op verschillende locaties in de regio Swifterbant in Flevoland, waar deze cultuur naar is vernoemd. Ook in het westelijk rivierengebied rond Rotterdam en in Noord-Nederland komt de Swifterbantcultuur voor, maar tot hoe ver landinwaarts, dat wisten we nog niet. In Nieuwegein krijgen we de kans om meer te weten te komen over een van de vroegste landbouwculturen in Nederland.”

Tijdens het graven zijn diverse paalgaten, kuilen en greppels gevonden, maar het is nog te vroeg om van een huisplattegrond te spreken. Daarvan is er overigens uit deze periode maar één gevonden in ons land. Mogelijk leefden de bewoners toen nog deels in tenten, of woonden ze hier maar kort, dat is onduidelijk. De kans hier meer over te weten te komen, zorgt ervoor dat het onderzoek met veel belangstelling gevolgd wordt door de archeologische wereld. Ook de gemeente is zeer geïnteresseerd. De geschiedenis van Nieuwegein blijkt nu veel verder terug te gaan dan gedacht. 


De archeologen graven in de laatste fase het gebied tussen de proefsleuven op. In een van de uiterste hoeken van het terrein, naast een bevroren sloot, werkt Helle Molthof met drie andere archeologen in een opgravingsput. Ze verlagen de bodem tot op het niveau vlak onder de vondstlaag, zo’n 2 tot 2,5 meter onder het maaiveld, en ze couperen de sporen. Het is rond het vriespunt, de bovengrond is bevroren en de put staat deels onder water. Helle Molthof: “Dat is hier heel normaal, er is veel wateroverlast. Tegen de kou hebben we warmtepads in onze handschoenen, maar het is wel lastiger werken in bevroren grond. Toch is dit een van mijn mooiste opgravingen tot nu toe.”


Projectleiders RAAP:
Joël Sprangers T 071-5768118 | E j.sprangers@raap.nl
Helle Molthof T 071-5768118 | E h.molthof@raap.nl

Bekijk filmopnames 

VONDST#
De kogel van Mina


Wie onderzoek doet, die kan wat vinden:
RAAP-projectleider Mina Jordanov over een opzienbarende vondst.


Wat is dit voor voorwerp?
Een gietijzeren kanonskogel uit de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). De diameter is 50 mm, het gewicht is 426 gram en qua kaliber is het een 1 ponder. De kogel heeft een gietnaad over het midden en is dus in een tweeledige mal gegoten. Waar en wanneer is het gevonden? Tijdens een proefsleufonderzoek in september 2016 op de wal van een van de 17e eeuwse halfbastions van de verdedigingswerken van Klundert.

Wat ging er door je heen toen je het voor het eerst zag? Opluchting! Er stond een cameraploeg te wachten op het ontrafelen van het mysterie van ‘de Bult van Pars’, een soort heuvel aan de rand van Klundert. Voor ons was uit onderzoek van oude kaarten meteen duidelijk dat de heuvel een overblijfsel was van de 17e eeuwse verdedigingswerken van Klundert, maar menig bewoner van Klundert geloofde dat het een soort vuilnisbelt was die zo snel mogelijk moest worden afgegraven. Toen ik de kogel vond, zag ik meteen een kaart uit 1649 voor me, waar op vrijwel exact deze locatie kanonnen stonden opgesteld op de bastionwal om Klundert tegen de Spanjaarden te beschermen. Ik had nu een tastbaar bewijs van de verdedigingsfunctie van deze bult.


 Hoe zeldzaam is de vondst? Zeldzaam kun je de kogel niet noemen. Er zijn veel van deze kogels aangetroffen, maar de timing van de vondst was zeldzaam goed.

Wat maakt deze vondst voor jou bijzonder? Deze kogel is waarschijnlijk afgeschoten vanaf een schip dat op de Roo Vaart of in de gracht van Klundert lag. De soldaten die deze kogel hebben afgeschoten, zagen exact hetzelfde beeld voor zich als wij zien wanneer we naar de kaart van Blaeu uit 1649 kijken. Daarnaast zal ik deze vondst voor altijd blijven associëren met mijn eerste vindplaats die ik op basis van beleving of herinneringswaarde, zoals archeologen dat noemen, als behoudenswaardig heb aangemerkt: het enige als een verhoging zichtbare overgebleven stukje van de binnenring van de vestingwerken van Klundert.

De kaart van Blaeu (1649) met de plek waar de kogel is afgeschoten. 

Cultuurhistorische Waardenkaart
Berkelland: 


meerwaarde door een
slimme aanpak

De gemeente Berkelland is een cultuurhistorische waardenkaart rijker. Het is er een in een rij van tientallen cultuurhistorische waardenkaarten die RAAP in de afgelopen jaren voor gemeenten samenstelde. Toch is elke waardenkaart uniek, ook deze kaart voor Berkelland. 

Elke gemeente heeft zijn eigen specifieke wensen, en elk landschap of elke regio heeft specifieke onderwerpen die zich ervoor lenen uitgewerkt te worden. Dat is de ervaring van Luuk Keunen, senior projectleider cultuurhistorie bij RAAP en samensteller van de kaart voor Berkelland. “Deze gemeente vroeg voor haar waardenkaart speciale aandacht voor het historisch groen. Voor het nieuwe bestemmingsplan buitengebied diende een zorgvuldige kartering van al het historisch waardevol groen uitgevoerd te worden.”

Groene kaartlaag

Samen met de betrokkenen, projectleider Lonneke Julsing-van de Goor van de gemeente en Roy Oostendorp als adviseur erfgoed, is gekozen voor een zeer exacte kartering, zodat de kaartlaag direct door de bestemmingsplantekenaars kon worden benut. In dezelfde lijn heeft RAAP ook al het niet-historisch groen ingetekend, zodat er één volledige kaartlaag voor groen in de gemeente ontstond.

Andere bijzondere accenten in de cultuurhistorische waardenkaart kwamen voort uit de specifieke kwaliteiten van het Berkellandse landschap. Het industriële landschap van de gemeente is vrij uitvoerig in kaart gebracht. Van relicten van de spoorweginfrastructuur en locaties van vroegere steenfabrieken, tot de vele winningskuilen voor zand en miocene klei. Keunen: “Het is bijzonder fraai om te zien hoe het industrielandschap volledig in elkaar grijpt en alles met alles samenhangt. Het is als het ware één netwerk van vroegere industrialisering.”

Veldnamen
RAAP verrichte veel nieuw karteerwerk voor een complete en op perceelsniveau nauwkeurige kaart, maar niet alles hoefde van scratch af aan te beginnen. In de afgelopen decennia hebben vele lokale onderzoekers gewerkt aan een prachtige veld- en boerderijnamencollectie. Meer dan 12.000 van dergelijke namen zijn nu op de cultuurhistorische waardenkaart van Berkelland vastgelegd en bijvoorbeeld bruikbaar voor straat- of gebouwnaamgeving. Ook lokale literatuur, de input van historische verenigingen en informatie uit blogs van lokale onderzoekers op internet is erin verwerkt. 

Ook aan de vele landgoederen en buitenplaatsjes die de gemeente kende en nog steeds kent, is aandacht besteed. Zo hadden de kastelen van Ruurlo en Borculo een bijzondere rol. Bij beide kastelen hoorden namelijk eendenkooien en konijnenwarandes. Dat waren speciale constructies waar kasteelheren in de 17e en 18e eeuw respectievelijk op eenden en konijnen jaagden. De eendenkooi van de heer van Borculo is verdwenen, maar de drie andere terreinen zijn in het veld nog herkenbaar.


Uitsnede van de kenmerken- of inventarisatiekaart van de Cultuurhistorische Waardenkaart Berkelland, omgeving van Ruurlo.  

Vertrekpunt

Is de gemeente Berkelland met zo’n gevulde cultuurhistorische waardenkaart nu klaar? Ja en nee. Luuk Keunen: “Met wat er nu ligt kan de gemeente een heel verantwoorde afweging voor al haar bestemmingsplannen maken. Tegelijk moeten we beseffen dat erfgoed en cultuurhistorie zo breed zijn, dat lang niet alle onderwerpen in deze kaart verwerkt konden worden. Zo staan individuele waardevolle bomen er niet op, behalve wanneer ze een monumentenstatus hebben. Bovendien is zo’n kaart juist ook een begin. Nu je veel informatie op een rij hebt, kun je verdere stappen zetten. Erfgoed is bijvoorbeeld toeristisch-recreatief en educatief te benutten. Bovendien is de digitale informatie ook voor de inwoners toegankelijk te maken.” 


Het rapport bij de cultuurhistorische waardenkaart, die beide afgelopen augustus zijn opgeleverd, bevat een overzicht van eventuele vervolgmodules voor onderzoek, evenals een groot aantal ideeën voor cultuurhistorische uitvoeringsprojecten.


Projectleider RAAP

Luuk Keunen T 0575-567876 | E l.keunen@raap.nl

Lonneke Julsing-van de Goor, projectleider van de gemeente Berkelland:
“Met de cultuurhistorische waardenkaart van Berkelland is er een enorme hoeveelheid informatie over het ontstaan van onze omgeving in kaart gebracht. We weten dat niet alleen de medewerkers van de gemeente, maar zeker ook de historische verenigingen, ondernemers in de vrijetijdseconomie en onze inwoners hier graag gebruik van willen maken en meer over willen weten. Daarom bekijken we nu op welke wijze de enorme hoeveelheid informatie uit de cultuurhistorische waardenkaart voor een breed publiek hapklaar toegankelijk kan worden gemaakt.”

Roy Oostendorp, adviseur erfgoed van de Omgevingsdienst Achterhoek:
“Met deze aanpak combineerde de gemeente Berkelland het in beeld brengen van de cultuurhistorische waarden én de groenelementen. Dit was nodig omdat de oude bestemmingsplankaarten nog dateren uit de tijd van de voormalige gemeenten Borculo, Eibergen, Neede en Ruurlo, van voor 2005. Daar is op verschillende wijze omgegaan met het karteren van groenbestemmingen. Met deze actualisatie zijn de verschillen daarin weggewerkt. Daarnaast geeft het een goed totaalbeeld hoe ‘groen’ Berkelland is. Het geeft bijvoorbeeld ook inspiratie om veel meer gericht beplantings- en inrichtingsadviezen te geven op basis van het historische landschapstype.”

Het verlossende onderdeel


Speuren naar resten van een gecrasht vliegtuig uit de Tweede Wereldoorlog,
midden op het IJsselmeer en dan essentiële vondsten doen,
dat overkwam Laurens Flokstra, archeoloog bij RAAP.
Over die spannende zoektocht doet hij hier verslag. 

In 2014 ontdekten duikers in een toekomstig zandwinningsgebied midden in het IJsselmeer, zo’n 15 kilometer uit de kust van het Friese Lemmer, een vliegtuigwrak. Bij een tweede duikoperatie haalden ze diverse wrakdelen naar boven, zoals een propellerblad, een revolver en kleine vliegtuigonderdelen. Ook werd een contour zichtbaar van een mogelijke bom. Het leek te gaan om de resten van een tweemotorige Britse bommenwerper van het type Vickers Wellington. Het vermoeden bestond dat het de R1322 van het Poolse 305 squadron was, een vliegtuig dat in de nacht van 8 op 9 mei 1941, op de heenvlucht naar Bremen, boven het IJsselmeer werd neergeschoten door een Duitse nachtjager. Aan boord waren zes Poolse bemanningsleden. Van drie van hen werden destijds de lichamen geborgen. Afgelopen september voerden specialisten van Defensie de bergingsoperatie van het vliegtuigwrak uit en archeoloog Laurens Flokstra hielp mee. 

Laurens Flokstra: “Om de crashsite te bereiken moesten we dagelijks zo’n anderhalf uur varen vanaf Lemmer. De plek van bestemming was een enorme stalen kuip van 25 bij 36 meter, rondom de crashlocatie waren namelijk damwanden geplaatst. Het water werd eruit gepompt en na de drooglegging stond je midden in het IJsselmeer, vijf meter onder de waterspiegel. Vanwege de enorme druk spoot het water door de kieren van de damwand, maar met drie pompen hielden ze de kuip droog. Bij hoge golfslag spoelde er water over de rand. Marineschip ‘De Roermond’ van de zeekadetten van Lemmer bewaakte de crashplaats dag en nacht. De Bergingsdienst van de Luchtmacht had er de leiding en die werkte samen met mensen van de Explosieven Opruimingsdienst Defensie, de Stralingsdienst, de Bergings- en Identificatie Dienst van de Landmacht en aannemer Leemans. Ik was erbij namens RAAP voor de archeologische begeleiding van het graafwerk.

De bergers groeven laag voor laag het zand weg. Dat ging heel voorzichtig, omdat er mogelijk zware bommen aanwezig waren. Het weggegraven zand werd in een bunkerschip geladen en daarna over een zeef nagekeken. Samen met de vliegtuigbergers, explosievendeskundigen en identificatiespecialisten, stond ik aan een lopende band het zand te controleren. Na het zeven spoelde ik het residu af, keek het na en beschreef en fotografeerde de de wrakdelen. Allemaal om bewijs te vinden dat het daadwerkelijk ging om de neergehaalde Britse bommenwerper. 

Voor de geplande zandwinning vormden bommen een gevaar. We bekeken de wrakdelen heel kritisch en telden de onderdelen van de aanwezige tussenschotten van munitiecontainers. Zo konden we met enige voorzichtigheid bepalen hoe het toestel moest zijn geladen en met welke bommenlast, en zo wisten we dus wat er te verwachten was. Op een gegeven moment werden stoffelijke resten van de bemanningsleden gevonden. Maar van welk vliegtuig ze waren, wisten we toen nog niet. Later is ook een aantal persoonlijke eigendommen teruggevonden.


 Na twee weken lang brokstukken bekijken, vond ik laat in de middag eindelijk een zeer belangrijke aanwijzing. Uit die duizenden brokstukken had ik de eer om op een headsetonderdeel de naam van een van de drie vermiste bemanningsleden te vinden. Het onderdeel was maar vijf centimeter. Heel klein had bemanningslid ‘Sikorsky’ zijn naam op een oorschelp ingekrast. Het was natuurlijk geweldig dat daarmee het toestel terecht was. Alsof dat niet genoeg was, vond ik de dag erna het toestelnummer R1322 op een van de wrakdelen. 

Verder vonden we veel motoronderdelen, propellerbladen, drie machinegeweren, de meest uiteenlopende verbindingsstukken, vleugeldelen, cockpitklokjes, typeplaatjes, stekkers, resten van de benzinetank, en zelfs een rubberboot die in het toestel zat. Te veel om op te noemen. Het was overigens niet alleen qua vondsten een drukke bedoening, er was een heel mediaspektakel aan de gang. Horden journalisten liepen er rond en boven de crashlocatie vloog een nieuws-helikopter. Doordat het toestel op de heenvlucht naar Duitsland was, had het tijdens de crash nog zijn hele bommenlast aan boord. Tussen de wrakdelen kwamen dan ook vier bommen tevoorschijn, het waren 500 ponders. Die zijn onschadelijk gemaakt en later die week in Assen gesprongen. Verder vonden we heel veel boordmunitie, waaronder .303 patronen en afwerpmunitie. 

Boekpresentatie

Begin mei wordt een mooi vormgegeven en beeldrijk boek over de berging van de gecrashte Britse bommenwerper gepresenteerd. Hierin staat veel informatie over de berging, over de historie van het vliegtuig en de bemanning en over de archeologische vondsten.
Het boek wordt geschreven door Peter Boomsma (communicatie-man van de berging) en Ruurd Kok (RAAP) en uitgegeven door uitgeverij Louise.

“na twee weken lang brokstukken bekijken, vond ik eindelijk een zeer belangrijke aanwijzing”


Headsetonderdeel met de naam ‘Sikorsky’ ingekrast.

De laatste dag zat ik op een andere locatie, zo’n 1200 meter vanaf de crashplaats. Daar werd een afgebroken landingsgestel gevonden, maar daar bleef het niet bij. Tussen alle wrakdelen vond ik tientallen scherven middeleeuws kogelpotaardewerk en oude stenen netverzwaringen, en later zelfs nog vuurstenen artefacten uit de prehistorie. Ook interessant voor mij als archeoloog waren de aanwijzingen die ik bij boringen in de kuip vond voor bodemvorming: een oude podzol die wees op het ontstaan van het IJsselmeer in de 12e en 13e eeuw.

Als we alle archeologische methodieken erop losgelaten hadden, was het een zeer langdurig en kostbaar project geworden. De wrakdelen waren onmogelijk individueel in te meten. Er lagen wel duizenden wrakdelen door elkaar in een 40 centimeter dikke laag. Het toestel was door de klap op het water namelijk finaal uit elkaar gespat. Zo goed en kwaad als het ging, heb ik de belangrijkste wrakdelen ingetekend en met schematische tekeningen de toesteldelen proberen te identificeren, wat grotendeels lukte. Zo is de berging door het goede samenspel van alle disciplines en het geoefende oog van een archeoloog een groot succes geworden.”

Projectleider
Laurens Flokstra T 0575-567876 | E l.flokstra@raap.nl

Vreedenborgh


Vijf eeuwen fundering op fundering

Oude buitenhuizen zijn nogal eens verbouwd en uitgebreid, en daarvan is lang niet altijd informatie overgeleverd. Van Vreedenborgh, het zomerverblijf van de welgestelde Willem van Duivenvoorde in de Zwijndrechtse Waard, bestaan echter afbeeldingen op oude kaarten die wonderwel overeenkomen met wat archeologen in de bodem aantroffen. Zij konden vier funderingsmethoden volgen en groeven en passant veel huisraad van de vroegere bewoners op.

De Zwijndrechtse Waard had in de 14e eeuw veel last van dijkdoorbraken en daarom besloot de eigenaar, stadhouder Willem III, tot de herbedijking van het gebied. Wie een deel van deze dijk financierde, kreeg als beloning een stuk land en werd ambachtsheer in de Waard. Een van hen was ambachtsheer Willem van Duivenvoorde. Hij liet in de Hoofdlanden, waar de grond van betere kwaliteit was, zijn hoofdverblijf en ambachtsheerlijke hoeve Vreedebest bouwen. In de mindere Volgerlanden liet hij zomerverblijf of hoeve Vreedenborgh bouwen.

Naar de resten van dit zomerverblijf deden archeologen van RAAP in 2016 een onderzoek voor de gemeente Hendrik Ido Ambacht. Zij kregen daarbij hulp van vrijwilligers van het Historisch Genootschap Hendrik-Ido-Ambacht en de AWN Lek- en Merwestreek. Het bijzondere van deze opgraving was dat niet alleen het hoofdgebouw maar ook de bijgebouwen en het achtererf met tuinresten en gedempte sloten zijn onderzocht, kortom de complete buitenplaats Vreedenborgh. Afgezien van vijf eeuwen funderingen konden de archeologen een zeer lange gebruiksgeschiedenis volgen. Op dit stukje land vonden ze sporen van de oudste middeleeuwse ontginningen en het landgebruik na de herbedijking in de 14e eeuw, tot in de 20ste eeuw toen de historische bebouwing op het perceel aan de Wepsterlaan werd gesloopt. Inmiddels is alle bebouwing verdwenen en wil de gemeente het gebied ontwikkelen.

Het bijzondere aan Vreedenborgh is dat het een organisch gegroeid geheel was. De oude funderingen zijn niet afgebroken en vervangen, maar telkens aangevuld en uitgebreid. De herbedijking onder leiding van Willem III was een enorm grootschalig project en in die fase vond ook de aanleg van heerlijkheden en buitenhuizen plaats. In de periode daarna was van dergelijke geestdrift geen sprake meer. De navolgende eigenaren van Vreedenborgh, vooral steenbakkers, verbouwden hun huis telkens met de middelen die voorhanden waren. In die zin valt het op dat de oudste fundering het meest stevig en degelijk is, terwijl latere uitbreidingen slordig zijn uitgevoerd. Naast funderingen zijn er ook veel gebruiksvoorwerpen opgegraven. Die kunnen ons meer vertellen over de bewoners van Vreedenborgh door de eeuwen heen. De uitwerking van de opgraving is nog in volle gang en het eindrapport wordt eind 2017 verwacht.


Projectleider RAAP
Mina Jordanov T 071-5768118 | E m.jordanov@raap.nl

Funderingspuzzel

De opgraving op de plek van Vreedenborgh in Hendrik Ido Ambacht bracht veel resten van bakstenen funderingen, beerputten, waterputten en gedempte sloten met houten beschoeiingen aan het licht. Omdat de funderingen nogal van elkaar verschilden, zijn ze goed toe te wijzen aan de diverse bouwfasen die uit de bronnen en kaarten naar voren komen.
  • 16e eeuw

    Over de beginjaren van Vreedenborgh zijn nauwelijks bronnen bekend. Op een kaart van Potter uit 1584 blijkt wel dat er in de 16e eeuw een gebouw stond ter hoogte van de Wepsterlaan. Mogelijk was dit Huis Vreedenborgh dat Willem van Duivenvoorde had laten bouwen. De oudste opgegraven fundering uit de 16e eeuw is stevig en strak gemetseld, met vier versnijdingen (trapjes) en direct op een natuurlijke zandlaag aangelegd. Uit deze oudste fase dateert ook een overwelfde beerkelder waar bewoners in de 16e en 17e hun afval in gooiden en waarin nog een ladder bleek te liggen.

  • 17e - 18e eeuw

    In de 17e eeuw wordt ‘Vreedenborch’ voor het eerst in een akte genoemd en was het in het bezit van een steenbakkersfamilie. Het huis staat ook afgebeeld op de kaart van Been uit 1615 en het gebouw lijkt dan iets uitgebreid. Vlak naast het huis is een tuin of boomgaard en een steenoven te zien. Bronnen uit deze tijd vermelden dat Vreedenborgh was afgebrand en herbouwd, wat het veranderde uiterlijk kan verklaren. De 17e eeuwse uitbreiding heeft een stenen fundering op houten planken en balken. Deze zijn zeker hergebruikt en vertonen verschillende bewerkingssporen.

  • 19e eeuw

    In de eerste helft van de 19e eeuw kreeg het hoofgebouw uitbreiding. Op de kadastrale kaart uit 1830 heeft het huis een uitbouw aan de zijkant en er zijn drie bijgebouwen en een brede sloot te zien. De huidige Wepsterlaan was waarschijnlijk de oprijlaan naar het huis. De funderingen van deze uitbreiding zijn minder diep aangelegd en rusten op een houten roosterwerk van liggende planken op staande palen. Eind 19e eeuw kwam bij het huis ook een school te staan en langs de oprijlaan kwamen woningen.

  • 20e eeuw

    In de eerste helft van de 20e eeuw kreeg het huis uitbreiding met een stal met muur van houten planken, waarvan foto’s uit 1940-45 bestaan. Daarbij zijn bakstenen poeren (dragers) toegepast. Het huis met de schuur en de overige huizen werden in de tweede helft van de 20e eeuw gesloopt. De bungalow die daarna op deze locatie kwam te staan, is in 2012 gesloopt.

  • najaar 2016

    Onderzoek RAAP

Kaart van Been uit 1615

Bijzondere opgraving
romeins badhuis


Opgraving binnenin het Thermenmuseum in Heerlen

In het Thermenmuseum in Heerlen zijn de resten van het enige bewaarde Romeinse badhuis van Nederland te zien. Helaas ontbreekt een goede klimaatbeheersing waardoor de archeologische resten in verval zijn geraakt. Met subsidie van de provincie Limburg en de gemeente Heerlen is nu een hoognodige restauratie gestart. Tegelijkertijd wordt er nieuw onderzoek gedaan naar de datering en functie van het badhuis. RAAP deed daarvoor proefsleuvenonderzoek in januari en februari 2017 en museumbezoekers konden de archeologen ‘live’ aan het werk zien.    

De resten van het Romeinse badhuis, ook wel ‘thermen’ genoemd, zijn in 1940 door een boer ontdekt en vervolgens door huisarts en amateurarcheoloog Beckers met hulp van de lokale bevolking opgegraven. Wat nog restte, heeft archeoloog Van Giffen in 1941 systematisch opgegraven. In de jaren 70 is een museum over de blootgelegde thermen gebouwd, maar toch verslechterde de toestand met de jaren. Door droogte vallen er stenen uit en brokkelt de pleisterlaag van de muren af.

Kurkdroge löss
Inmiddels is er meer kennis over Romeinse badhuizen en zijn de onderzoekstechnieken verbeterd. Restaura maakt nu de muurresten van het badhuis schoon en conserveert de resten zodat het verval wordt gestopt. Voor het nieuwe onderzoek worden tekeningen, foto’s en de publicatie van Van Giffen bestudeerd en zijn op acht plekken smalle proefsleuven of profielen aangelegd. Dat gebeurt geheel met de hand in de kurkdroge lössgrond, waarbij alle vullingen van archeologische lagen en sporen worden gezeefd. De resten van het badgebouw zijn namelijk Rijksmonument en moeten indien beroerd zo goed mogelijk onderzocht worden. Over de bouwgeschiedenis van het badhuis bestaan nogal wat vragen. Van Giffen onderscheidde twee bouwfasen, waarvan in het museum vooral de jongere fase met 2e-3e eeuwse resten te zien is. Omdat de Romeinen het badgebouw vanaf de 1e tot in de 4e eeuw gebruikten, ligt het voor de hand dat er meer dan twee bouwfasen hebben bestaan. Het is nog te vroeg om conclusies te trekken, maar dat er meerdere verbouwingen zijn geweest, is met het proefsleuvenonderzoek en de schoonmaak van Restaura wel duidelijk geworden.

Munten, mozaïekstenen en meloenkraal
Een week voor het einde van het onderzoek waren al zo’n 3600 vondsten verzameld. Onder andere stukjes aardewerk, glas, Romeinse muntjes, een halve meloenkraal, mozaïeksteentjes, ook steentjes gevat in mortel, beschilderd pleisterwerk en resten van natuursteen en keramisch bouwmateriaal, waaronder een stuk dakpan met de afdruk van een hondenpoot. In tegenstelling tot de ‘slechts’ 1200 vondsten uit de oorlogsjaren, zijn de recente voorwerpen wel in context verzameld. Met andere woorden, nu weten we wel waar ze vandaan komen en kunnen ze helpen om sporen en lagen te dateren.


Het komend jaar wordt bekeken hoe de archeologische resten in een nieuw museum beter zichtbaar kunnen worden gemaakt voor het publiek. Het is de bedoeling dat het Thermenmuseum en de directe omgeving ervan een nieuwe toekomst als ‘Romeins kwartier’ van Heerlen krijgen.

Projectleider RAAP
Gerard Tichelman T 0495-513555 | E g.tichelman@raap.nl

Meer informatie

Website Thermenmuseum: www.thermenmuseum.nl

Bekijk de film

Vuursteen spitten

Langs de Maas

Onderzoek ten behoeve van toekomstige
Hoogwatergeulen bij Ooijen en Wanssum

Hoogwaterproblemen
In 1993 en 1995 werd Limburg getroffen door twee grote overstromingen van de Maas. Zulke hoge waterstanden waren sinds 1926 niet meer voorgekomen en de economische schade was enorm. Om de problemen met hoogwater op te lossen, vinden er op meerdere locaties langs de Maas ingrepen plaats. Zo ook binnen Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum, een integraal project van het Rijk, de Provincie Limburg, Waterschap Peel en Maasvallei en de gemeenten Horst aan de Maas en Venray.

Droge voeten
Tussen de Noord-Limburgse dorpen Ooijen en Wanssum worden allerlei maatregelen genomen om de waterveiligheid te verbeteren. De 10 km lange Oude Maasarm, die nagenoeg droog is komen te liggen, wordt gereactiveerd, dijken worden verlegd en twee hoogwatergeulen moeten voor betere doorstroming bij hoogwater zorgen. In de nieuwe situatie houden de bewoners droge voeten en ontstaat er een uniek waterrijk natuurgebied.

Veel grondverzet
Bij de werkzaamheden voor de hoogwatergeulen wordt ook rekening met archeologie gehouden. Archeologen onderzoeken verschillende locaties van de toekomstige hoogwatergeulen. Verkennend en karterend onderzoek zijn al gedaan en op de archeologisch meest kansrijke plekken doet RAAP samen met BAAC nader onderzoek voor Projectbureau Ooijen-Wanssum.

Bomvol vuursteen
De hoogwatergeul Ooijen snijdt een kronkelwaardrug. Zulke hoger gelegen gebieden langs de Maas waren voor jager-verzamelaars in de steentijd een geliefde plek om te wonen. Om erachter te komen of dat ook in Ooijen het geval was, zijn dit najaar proefsleuven aangelegd en 3000 boringen gezet. De bodem bleek vol te zitten met vuurstenen werktuigen en afval, wijzend op menselijk activiteiten en bewoning in de steentijd.

Graven en zeven
Om meer grip te krijgen op de aard, datering, diepteligging en verspreiding van het vuursteen, hebben de archeologen tot half januari zo’n 5200 kleine zeefvakjes handmatig uitgegraven. De grond is gezeefd over een installatie met 10 zeven en het zeefresidu met vooral vuursteen is nauwgezet geanalyseerd. Zo is een beeld verkregen van de activiteiten die mensen in de steentijd hebben uitgevoerd.

Balans
De uitwerking van de veldgegevens is in volle gang, maar nu is al duidelijk dat de smalle kronkelwaardrug in verschillende fasen in de midden en nieuwe steentijd door mensen is bezocht. Al met al is het project een flinke logistieke operatie. Maar als blijkt dat de archeologische resten door de geplande ontwikkelingen bedreigd worden, zijn met deze onderzoeksresultaten verantwoorde keuzes te maken. Zo wordt gestreefd naar een goede balans tussen kennis en kosten.

Projectleider RAAP
Reinier Ellenkamp T 0495-513555 | E r.ellenkamp@raap.nl

5200

zeefvakjes zijn handmatig uitgegraven en gezeefd!

3000

boringen

Links naar Projectbureau Ooijen-Wanssum en twee video's:

Bodemrisicokaart
uitgebreid met archeologie
en explosieven

Vorig jaar lanceerde advies- en ingenieursbureau MWH, nu onderdeel van Stantec, de MWH Bodemrisicokaart, die in één oogopslag bodemkwaliteitsgegevens in heel Nederland inzichtelijk maakt. Onlangs is deze digitale kaart uitgebreid met informatie over archeologie en niet gesprongen explosieven. Rik de Visser van MWH licht de voordelen en uitbreiding van de kaart toe.

De MWH Bodemrisicokaart is een oplossing waarmee informatie te vinden is over veiligheidsrisico’s en bodemkwaliteit. Gebruikers kunnen dat direct zien op de kaart en weten zo waar ze mee te maken krijgen als er gegraven moet worden. De basis van de kaart vormen alle bodemgegevens die openbaar beschikbaar zijn. Rik de Visser, businesslinemanager infrastructuur bij MWH en betrokken bij de totstandkoming van de kaart: “Er is geen plek in Nederland waar we geen informatie over hebben, maar niet alle informatie is geheel compleet. Nu is van ongeveer 70% van alle graaflocaties direct te zien wat de bodemkwaliteit is. Bij de overige 30% is het nodig dat er een deskundige aanvullend onderzoek doet. De kaart groeit door het toevoegen van steeds nieuwe informatie. Dat doen we zelf, maar gebeurt ook door andere partijen. Wij krijgen heel veel gegevens uit databases van de bevoegde autoriteiten en we kunnen steeds grotere delen van databases gebruiken, omdat we telkens meer leren. Zo wordt het ook een slimmere kaart.”

Wie zijn de gebruikers van de MWH Bodemrisicokaart? Aan de ene kant heb je de netbeheerders, de bedrijven die werken met data, telecom, energie, drinkwater. Aan de andere kant heb je de aannemers die voor hen werken. Daarnaast zien we ook gemeenten die veel graven als klanten. Gemeenten hebben dezelfde gegevens over veiligheidsrisico’s nodig. Denk maar aan lantaarnpalen die in gemeenten vervangen moeten worden. Zij hebben de database en wij kunnen hun data vertalen naar bruikbare antwoorden. Door de complexe geschiedenis over bodeminformatie beschikken veel gemeenten bovendien niet zelf over alle data binnen de gemeente. Ook provincies en andere partijen hebben dergelijke gegevens.

Wat heeft deze kaart gebruikers te bieden? Zij kunnen voor 70% van de gebieden op de kaart qua bodemkwaliteit in een vroeg stadium al heel veel informatie verkrijgen zonder veel kosten. En je hoeft daardoor geen bodemexpert te zijn. Hetzelfde geldt voor aannemers die voor storingswerk worden ingeschakeld. Zij zien heel snel wat de situatie is en zijn direct geholpen, terwijl ze vroeger maar moesten zien hoe ze aan hun informatie kwamen. Een ander voordeel is dat het proces van bodemonderzoek geïntegreerd is in het gebruik van de kaart. Voor de 30% op de kaart waarvan niet alles bekend is, kun je met een druk op de knop aangeven ‘hier wil ik onderzoek laten doen’. Dat gebeurt dan snel en goedkoop.

Waarom is de kaart uitgebreid met informatie over archeologie en explosieven? De vraag daarnaar kwam van klanten. Voor hen werd het ontwerpproces verstoord doordat ze geen toegang tot die gegevens hadden. Er is duidelijk overeenkomst tussen de drie werkvelden bodemkwaliteit, archeologie en explosieven. Niet alleen de aanwezigheid van bodemverontreiniging, maar ook archeologische vondsten en explosieven kunnen het graafwerk ontregelen. Qua risico’s op verstoring is het vrijwel hetzelfde. Als je in een vroeg stadium ziet dat er een archeologische onderzoekplicht geldt, dan heb je er alle tijd voor om het in te plannen.

Hoe zit de informatie over archeologie en explosieven in de kaart? Het zijn kaartlagen die je apart kunt raadplegen. Wil je je helemaal maximaal voorbereiden dan kun je alle drie de kaartlagen bekijken. In die zin is het modulair. De manier waarop kosten worden berekend, varieert van de afspraken met de klant. Met de een is de afspraak dat ze per kaartraadpleging betalen. Met andere partijen hebben we raamcontracten waardoor ze enkele jaren van onze diensten gebruik kunnen maken. Daar zitten weer allerlei variaties tussenin.


De archeologische kaartlaag
Gemeenten maken zelf de afweging waar en wanneer een archeologisch onderzoek verplicht is, en leggen dit vast in hun bestemmingsplannen. Sommige gebieden zijn volledig vrijgesteld, voor andere gelden vrijstellingsgrenzen voor de diepte en de omvang van de bodemingreep. Wil je in de bodem aan de slag, dan is het handig om al vroeg in de planvorming te weten of er een archeologische onderzoeksplicht geldt. Zo’n archeologisch onderzoek is dan immers nog goed in te plannen en ook kan er in de budgetten rekening mee worden gehouden. De archeologische kaartlaag die Mijke Peeters en Evert Boshoven, beiden projectleider bij RAAP, met MWH ontwikkelden, geeft direct inzicht in de archeologische regels die voor een bepaald gebied gelden. Dat is zowel voor de voortgang van het project, als voor de archeologie positief.

Vanwaar de keuze voor RAAP en T&A Survey om input te leveren over archeologie en explosieven? MWH is al jaren actief in dit werkveld en wij komen elkaar tegen in dezelfde netwerken. We willen onze producten graag samen met de beste en meest betrouwbare en toonaangevende bedrijven neerzetten, vandaar.

Worden de nieuwe opties archeologie en explosieven al gebruikt? We zitten nu nog in een pilot-fase waarin we met een aantal vaste klanten bekijken wat voor hen te gebruiken is, wat voor soort advies handig is. De landelijke kaart voor de aanwezigheid van niet gesprongen explosieven uit de Tweede Wereldoorlog is al beschikbaar, die voor archeologie is voor enkele regio’s al gevuld, maar nog niet landelijk. Het kan zijn dat er in bepaalde regio’s een vraag is naar nader archeologisch onderzoek, dan is dat vrij snel te regelen.

Hoe gaat het raadplegen van de kaart praktisch in zijn werk?

Daarvoor heb je geautoriseerde toegang nodig. Zoeken gaat heel eenvoudig door een postcode of coördinaten in te vullen. Vervolgens zie je een kaart met enkele knoppen. Daarmee kun je aangeven of je de bodemkwaliteit wilt weten, een rapport wilt hebben of nader onderzoek wilt laten doen. Een instructie hoort er trouwens bij want de meeste van onze gebruikers zijn geen bodemkundigen en de kaart is een eenvoudige weergave van complexe materie. Het is belangrijk om de juiste conclusies te trekken, vandaar de uitleg over wat een en ander betekent.

Projectleiders RAAP
Mijke Peeters | T 0495-513555 | E m.peeters@raap.nl
Evert Boshoven | T 0575-567876 | E e.boshoven@raap.nl

IN DE PUT

In de put in Ede

Met archeoloog Eric Norde

Waar in de put? In Ede op de plek van het voormalige sportpark Oranje. Daar hebben we 12 grote opgravingsputten onderzocht aan de Sportlaan.

Wanneer? Afgelopen zomer, vier weken lang en met prachtig weer.

Waarom? Vanwege het bouwplan Park Reehorst. Er komen daar zo’n 160 woningen en die worden in fasen gebouwd tot eind 2018. Het archeologisch onderzoek gaat vooraf aan iedere bouwfase. Na twee eerdere opgravingen was dit het laatste grotere deel dat nog onderzocht moest worden.

Wie? De gemeente Ede was de opdrachtgever. We voerden de opgraving uit met gemiddeld zes archeologen en er werkten ook vrijwilligers van de AWN aan mee.

Omvang? Deze campagne hebben we ruim 11.000 m2 opgegraven. Samen met de vorige campagnes is nu meer dan 25.000 m2 onderzocht. De sporen lagen verborgen onder een plaggendek van ongeveer een meter dik. De graafmachine heeft dus aardig wat grond verzet.

Eerder onderzoek? In 2014 hebben we op de plek waar nu de eerste kavels al bebouwd zijn enkele boerderijen uit de middeleeuwen opgegraven en een crematiegrafveld uit de ijzertijd. In 2015 zijn de eerste boerderijen uit de ijzertijd opgegraven, samen met een paar middeleeuwse boerderijen. Toen vonden we ook sporen van bijgebouwen, waterputten, karrensporen en palissades.

Wat gevonden? Ons eerdere idee dat de middeleeuwse bewoning in stappen opschuift van oost naar west, blijkt te kloppen. We hebben nu resten van een enorme boerderij uit de Middeleeuwen gevonden, 10 meter breed en 18 meter lang. Vlak daarbij vonden we een roedenberg, een gebouwtje waarvan het dak in de hoogte te verstellen was en waar je bijvoorbeeld hooi bewaarde. Daarnaast ontdekten we opnieuw boerderijen uit de ijzertijd. In totaal hebben we er nu 18 in kaart gebracht. Zulke boerderijen bestonden maar kort. Na één generatie was de landbouwgrond uitgeput en bouwden ze vlakbij het oude huis weer een nieuwe boerderij. Rondom de boerderijen vonden we meer dan 50 spiekers, gebouwtjes die voor de opslag van gewassen dienden. Verder grote houten waterputten uit de middeleeuwen, een vroegmiddeleeuws gebouwtje, kuilen vol aardewerk, ploegsporen, karresporen, een vuurstenen mes, eigenlijk te veel om op te noemen.

Hoe oud? De meeste sporen dateren uit de ijzertijd, vanaf circa 200 voor Chr. tot het begin van onze jaartelling, en de bewoning in de middeleeuwen dateert van circa 900 tot 1200 na Chr. De oudste sporen komen uit de nieuwe steentijd, rond 2000 voor Chr.

Recente sporen? Van jongere datum zijn enkele loopgraven en een geschutsopstelling die we ontdekten aan de kant van de Diedenweg en de Sportlaan. Die zijn hier in de Tweede Wereldoorlog door Duitsers aangelegd.

Gecoupeerde sporen van een ijzertijdhuis met spieker ernaast.
Paalsporen van een middeleeuws huis.
Paalsporen van een roedenberg.

Recente sporen? Van jongere datum zijn enkele loopgraven en een geschutsopstelling die we ontdekten aan de kant van de Diedenweg en de Sportlaan. Die zijn hier in de Tweede Wereldoorlog door Duitsers aangelegd.

Opmerkelijke vondsten? Heel fraai is een vrijwel compleet ijzeren mes uit de ijzertijd. Hoewel de naam anders doet vermoeden, wordt er vrij weinig ijzer uit de ijzertijd gevonden, zeker niet in het zandgebied waar dit soort resten snel vergaan. Verder hebben we een fragment van een gepolijste natuurstenen bijl uit de nieuwe steentijd. En voor Ede relatief zeldzaam is een stuk La Tène armband van helderblauw glas met een zigzag versiering van gele glaspasta. Dat was tussen 150 voor Chr. en de komst van de Romeinen een modieus sieraad en vind je vooral in de Betuwe.

Hoe gaaf? Dankzij de ligging van de vindplaats onder een sportveld zijn de sporen bijzonder goed bewaard gebleven. In één boerderij uit de ijzertijd is zelfs een deel van de haardplaats bewaard. 

Bekijks? Voor alle nieuwsgierige kijkers hebben we een open dag georganiseerd. Die werd drukbezocht, ook door toekomstige bewoners van de wijk. Diverse buurtbewoners kwamen dagelijks even een kijkje nemen.

En nu? Op de plek van de opgravingsput zijn de bouwers al begonnen. Wat niet in de bodem bewaard kon blijven, hebben we opgegraven en gedocumenteerd. Bij RAAP zijn we nu bezig met de uitwerking. De komende tijd onderzoeken we hoe oud de resten exact zijn en gaan specialisten aan de slag met alle vondsten, zodat meer duidelijk wordt hoe de bewoners vroeger leefden. Ik verwacht dat het rapport komend najaar klaar zal zijn.

Projectleider RAAP
Eric Norde T 0575-567876 | E e.norde@raap.nl

KORTE
berichten


Van Pleeborstel tot een satellietbeeld van de limes

Pleeborstel

COLUMN

Het is bijna zover, dan werk ik 25 jaar als archeoloog. Dat gaan we vieren, al is het in mijn eentje. Er valt over die 25 jaar verschrikkelijk veel te zeggen over verschrikkelijk veel dingen, en dat heb ik in de loop der jaren dan ook in ruime mate gedaan. Als ik eerlijk ben heb ik er meer lol in gehad om over de vorm te schrijven dan over de inhoud. Wat je als archeoloog meemaakt, de rand- en bijzaken, is eigenlijk veel interessanter. Deze columns zijn daar voorbeelden van. Ik ben door al dat onderzoek wijzer geworden, getraind zou je kunnen zeggen, geconditioneerd bijna. In de monumentenzorg (veel beter woord voor ‘marktarcheologie’) leer je een bepaalde reflex aan: een probleem moet onmiddellijk opgelost worden. Als je als projectleider 15 projecten tegelijk draait heb je een immense rij van problemen te tackelen, dus oplossen die hap.
Vier voorbeelden geef ik je, uit het veld, daar waar het gebeurt. 

Ooit kwam ik op maandagmorgen aan op de opgraving, na een zeer lange treinreis: ik werkte in de omgeving van Berlijn, en alles was keurig geregeld door de projectleider. Iedereen stond zogezegd in de startblokken, maar toch miste er iets. Er was geen graafmachine gehuurd. Ik heb de bleek uitziende projectleider de auto ingetrokken en binnen een half uur hadden we ergens een graafmachine gespot en gehuurd, we kregen zelfs een bonnetje. Gewoon genoeg bieden, altijd goedkoper dan stilstaan. Ook een mooie vond ik die projectleider die een A0-tekenbord nodig had. Hij schroefde de deur uit de keet, legde deze op een kruiwagen en voilà. Op diezelfde opgraving hadden we wateroverlast, ondanks klok- en dompelpompen een vaak voorkomend fenomeen in West-Nederland. Kritisch is dan altijd het couperen van waterputten. Immers, die gaan uit de aard der dingen tot diep in het grondwater. Stort de zaak in, of loopt het vol, dan houdt het op. 

Wanneer je nu een houten constructie onderin had, een hergebruikt wijnvat of zo, dan wil je weten hoe die eruit ziet. Het uiteindelijke rapport over de opgraving repte over de ‘tactiele registratie’, hetgeen zoveel wil zeggen dat we als een soort krabben het ding onder water aftastten en op die manier de vorm probeerden te reconstrueren. Zag er uiteindelijk op tekening best leuk uit. De mooiste voor het laatst: ik had goud gegeven om de specialist te zien die aan de slag moest met een grondmonster verpakt in een pleeborstelhouder. Alles was op, geen emmers en monsterzakken meer. En ik vraag het me nu pas af: waar kwam dat ding in godsnaam vandaan? Ach, soms kan het niet zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan.

Ivar Schute
senior projectleider RAAP

Uit 't Veld

Best bijzonder wat we allemaal tegenkomen 

Toen deze kronkelende sporen bij het schaven van de werkput tevoorschijn kwamen, krabden de archeologen zich wel even achter de oren. Het waren niet de paalsporen en opslagkuilen die ze sinds november 2016 gewend waren terug te vinden van een prehistorische vindplaats in het Limburgse Well-Aijen. Het bleken de indrukwekkende resten van een oude dassenburcht langs de Maas. Een burcht van meer dan 1 hectare groot! De gangen en archeologische sporen oversnijden elkaar op enkele plekken. Daaruit is theoretisch een datering af te leiden, maar de bodem is erg verrommeld. Of de gangen jonger of ouder dan de ijzertijd-sporen zijn, is vooralsnog onduidelijk.

Romeinse weg in Bunnikse fietstunnel

Kunstwerk na opgraving

Toen archeologen van RAAP in 2013 en 2014 onderzoek deden voor de aanleg van de N421 in Bunnik, ontdekten ze allerlei resten van de Romeinse limesweg. De route van deze weg langs de noordgrens van het Romeinse rijk bleek exact samen te vallen met de geplande fietstunnel onder de nieuwe provinciale weg. Er volgde een plan om de archeologie te verbeelden en binnenkort is dat realiteit. Dit voorjaar wordt in de nieuwe fietstunnel een kunstwerk gemonteerd waardoor passerende fietsers het Romeinse landschap voorbij zien komen. Kunstenaar Paul de Kort maakte in opdracht van de provincie Utrecht 180 cm hoge wandpanelen met daarop het oude landschap met Romeinse wegresten en vondsten afgebeeld. RAAP leverde de archeologische input hiervoor. Het kunstwerk is tegelijkertijd een landschapspanorama en een stop-motion film.

Grootschalig onderzoek Medel

uitbreiding bedrijvenpark

In Medel in Tiel startte afgelopen november een grootschalig archeologisch onderzoek voor het Industrieschap Medel, een samenwerking van de gemeenten Tiel en Neder-Betuwe. Het bestaande Bedrijvenpark Medel gaat de komende jaren uitbreiden. Voordat er gebouwd kan worden doen archeologen er onderzoek. Bij vooronderzoek in 2014 bleek het gebied archeologisch bijzonder rijk. RAAP trof toen negen bijzondere archeologische vindplaatsen aan: resten uit de middeleeuwen, de ijzertijd en Romeinse tijd, de brons- en de steentijd. Tijdens het huidige onderzoek, dat een jaar zal duren, worden vier vindplaatsen opgegraven. Het gaat om een dorp uit de steentijd dat tot een van oudste vindplaatsen in de regio behoort, een dorp uit de bronstijd, een grafveld en dorp uit de ijzertijd en de Romeinse periode, en een groot deel van een middeleeuws dorp. Het bijzondere van de opgravingen is dat vanwege de grote omvang van het gebied hele vindplaatsen in een keer tegelijk en ook in samenhang met elkaar onderzocht worden. Eveneens bijzonder is dat de opgravingen worden uitgevoerd door wel vijf archeologische bedrijven: ADC, Archol, BAAC, RAAP en VUhbs. Zoiets is nog niet eerder in de Nederlandse archeologie gebeurd. Daarnaast zijn ook amateurverenigingen bij het onderzoek betrokken.

Publieksopgraving in Kamp Vught

Tweede Wereldoorlog archeologie

Wat vind je zoal terug in de bodem van strijdgebieden en wat voegt het toe aan wat we weten over het voeren van oorlog? De tentoonstelling ‘Opgegraven strijd. Archeologie van de oorlog’ die van 28 januari t/m 14 mei 2017 in het Noordbrabants Museum in Den Bosch plaatsvindt, geeft daar antwoord op. Aan de hand van zo’n 700 objecten en multimediale presentaties worden bezoekers wegwijs gemaakt in de oorlogsarcheologie, van de steentijd tot de Koude Oorlog. Veel voorwerpen worden voor het eerst aan een breed publiek gepresenteerd. Bij de tentoonstelling organiseert het Noordbrabants Museum samen met Nationaal Monument Kamp Vught ook een publieksopgraving. Van 1 t/m 5 maart onderzoekt archeoloog Ivar Schute van RAAP met cultuurhistoricus Jobbe Wijnen op het terrein van Nationaal Monument Kamp Vught naar overblijfselen van de spoorlijn. Beiden zijn gespecialiseerd in onderzoek naar kampen uit de Tweede Wereldoorlog. De opgraving in het voormalige concentratiekamp Vught is toegankelijk voor publiek en vindt plaats in het verlengde van de reconstructie van de kampspoorlijn op het terrein. Het onderzoek brengt de kampgeschiedenis opnieuw in herinnering. Wat er gevonden wordt, draagt bij aan de museale ontsluiting van Kamp Vught. Na het archeologisch onderzoek worden de resultaten gepresenteerd in de tentoonstelling in Den Bosch.

Vondsten uit voormalig concentratiekamp Vught, 1943-1944
Collectie Nationaal Monument Kamp Vught. 

Foto Minja Hemminga-Archol BV

Archeologie in de ‘cloud’:

actuele data en archief
komen bij elkaar

Wie efficiënt archeologisch onderzoek wil doen, zou continu over de actuele onderzoeksgegevens moeten beschikken. Bij voorkeur natuurlijk goed gearchiveerd en handig doorzoekbaar. Dat komt de voortgang in het veld ten goede én het is nuttig voor de interpretatie van de gegevens in de samenhang met vondstdeterminaties van specialisten. Om dit inzicht in de actuele gegevens mogelijk te maken, ook als het veldonderzoek en de uitwerking ervan op verschillende locaties plaatsvinden, heeft RAAP een nieuwe versie van haar veelgebruikte opgravingsdatabase Odile gemaakt.

Met de nieuwe versie van Odile kunnen gegevens tussen meerdere computers bijna real-time uitgewisseld worden. Hierbij is er vooral rekening mee gehouden dat niet op alle veldlocaties internet beschikbaar is, maar dat er toch doorgewerkt kan worden. Het systeem maakt gebruik van een centrale database waarin alle wijzigingen worden bijgehouden. De opgravingsgegevens van gebruikers zijn ‘in de cloud’ opgeslagen, overal beschikbaar en met beveiliging. Overige kenmerken:

  • Gegevens worden in het nieuwe systeem in een volledig herzien formulier weergegeven. De gegevens kunnen automatisch aangevuld worden op basis van codelijsten en bij foutieve invoer wordt dat direct zichtbaar op het scherm gemeld. Ook is er context informatie beschikbaar.
  • De gegevens in tabellen kunnen direct bewerkt worden, ook in het resultaat van complexe queries.
  • Geografische informatie (zoals digitale veldtekeningen, GIS bestanden) kunnen met de nieuwe versie integraal opgenomen worden, waardoor ook ruimtelijke analyses mogelijk zijn.
  • Statistieken en kruistabellen met diagrammen zijn eenvoudig te maken.
  • De bekende kwaliteiten zoals het zelf definiëren van de gegevensstructuur, de codelijsten en controles, en het koppelen van barcode-printer, barcode-lezer en digitale weegschaal, zijn in de nieuwe versie behouden.

De centrale archeologie-database kan als archief dienen, maar aanvullend is een echte op archieftoepassingen gerichte database beschikbaar: het ‘Odile Archief’. Deze database staat centraal bij het harmoniseren van gegevens van diverse projecten, en is onder andere te gebruiken om gegevens volgens de zogenoemde SIKB0102 ‘Pakbon’ standaard aan te leveren en in de toekomst ook in te lezen. Niet alleen Odile projectdatabases kunnen ingelezen worden, het wordt ook mogelijk om gegevens uit andere systemen in te lezen en zo een SIKB0102 conforme export te maken.

De nieuwe producten worden momenteel uitgebreid getest. De Odile-cloud database zal beschikbaar zijn als product en als dienst waarbij de software in bruikleen komt voor een specifiek project. Zo ontzorgt RAAP de gebruikers door zowel de software, als de server en expertise te leveren.

Meer informatie:
Marten Verbruggen T 0294-491500 | E m.verbruggen@raap.nl

Wandelen langs de 
Atlantikwall in Noordwijk

Wethouder Marie-José Fles van de gemeente Noordwijk opende in december 2016 de nieuwe wandelroute langs resten van de Atlantikwall in en om Noordwijk. Zij nam daarvoor de door RAAP gemaakte wandelroutekaart in ontvangst. De route voert langs resten van de Atlantikwall die in het duinlandschap bij Noordwijk bewaard gebleven zijn. De Atlantikwall was een verdedigingslinie die de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog van Noorwegen tot aan de Spaanse grens aanlegden om een invasie van de geallieerden te voorkomen. Overal langs de westkust van Europa zijn overblijfselen daarvan terug te vinden.

Voor het onderzoek naar de restanten van deze verdedigingslinie nam RAAP het initiatief. De inventarisatie richtte zich vooral op het in kaart brengen van zichtbare sporen van veldversterkingen in het landschap, zoals loopgraven en schuttersputten. Het hele duinlandschap was tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers ingericht als verdedigingslinie. Met de wandelroute wordt dat ‘verborgen verhaal’ aan het licht gebracht. De 3,6 km lange route heeft zowel oog voor de cultuurhistorische waarden van de Atlantikwall als voor de natuurwaarden.

RAAP ontwikkelde de route in samenwerking met Warmerdam Cultuurhistorisch Onderzoek, het Atlantikwall Museum Noordwijk en Staatsbosbeheer en met financiële bijdragen vanuit de Erfgoedlijn Atlantikwall van de provincie Zuid-Holland en de gemeente Noordwijk. De wandelkaart is gratis verkrijgbaar in het Atlantikwall Museum Noordwijk. Binnenkort komt ook een Duitse versie van de kaart uit.

Archeologische monumentenzorg
langs de grote rivieren

Tussen 2000-2015 is gestaag gewerkt aan het vergroten van de waterveiligheid in het Nederlandse rivierengebied. Met het Rijkswaterstaat-programma Ruimte voor de Rivier is ruim 12.000 hectare aan rivierverruimende maatregelen uitgevoerd. Een reëel risico daarbij was dat er zowel boven als onder de grond cultureel erfgoed zou moeten wijken. Van al het archeologisch vooronderzoek van de Rijntakken, dat vanwege van deze werkzaamheden is uitgevoerd, zijn de resultaten nu gebundeld in een digitale publicatie.

De onderzoeksresultaten uit meer dan 250 rapporten zijn onder de loep genomen. Daaruit blijkt dat er in de uiterwaarden van de Rijntakken (Rijn, Waal, IJssel) vooral archeologische resten uit de middeleeuwen en de nieuwe tijd te vinden zijn. Er zijn in de uiterwaarden veel type vindplaatsen onderzocht waar tot dan toe nog maar weinig archeologisch onderzoek naar was gedaan, bijvoorbeeld historische dijken, kribben en steenfabrieken. 

Tot de topvondsten van het Ruimte voor de Rivieren programma behoren een goed bewaard gebleven Koggeschip bij Kampen, een laatmiddeleeuws kasteel in Lent en een groot kampement uit het Mesolithicum in het Reevediep. De overzichtspublicatie is geschreven door Nico Willemse, senior projectleider bij RAAP, en kwam tot stand in samenwerking van het Programmabureau Ruimte voor de Rivier van Rijkswaterstaat en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Samen met de inhoudelijke begeleiders stelde Willemse ook aanbevelingen op voor toekomstige vergelijkbare projecten.

Projectleider
Nico Willemse T 0575-567876 | E n.willemse@raap.nl

De digitale publicatie is te vinden op de websites van de RCE,
Ruimte voor de Rivier en RAAP:

Satellietbeeld van de Limes

Museum het Valkhof

Een Romeinse versie van Google-maps, daarmee kun je het gereconstrueerde satellietbeeld van het limesgebied in Nederland vergelijken. De kaart meet 16 bij 3,5 meter en hangt op de tentoonstelling ‘Gezichten van de Limes, de Romeinse rijksgrens in Nederland’ in Museum Het Valkhof in Nijmegen. Wat we erop zien, is het gereconstrueerde landschap in de Romeinse tijd, met de oude loop van de Rijn en de Waal en plekken van Romeinse forten en nederzettingen langs de limes of Romeinse rijksgrens. Aan de kaart is meegewerkt door RAAP. Grafisch ontwerper/illustrator Olav Odé reconstrueerde het Romeinse landschap en Bram Jansen zorgde voor de archeologische input.

De productie van de limeskaart is mogelijk gemaakt door subsidie van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de Stichting Romeinse Limes Nederland. Na de tentoonstelling in Nijmegen, die t/m 5 maart duurt, komt de kaart beschikbaar voor musea en organisaties die hem willen presenteren. Verder zal de limeskaart in de Landschapsatlas van de Rijksdienst RCE opgenomen worden en komt er een applicatie voor musea om de kaart digitaal te gebruiken.



COLOFON

RAAP Magazine 2017-1, februari 2017 Een uitgave van RAAP: onderzoeks- en adviesbureau voor archeologie, cultuurhistorie en erfgoedzorg.

Aan dit nummer werkten mee: Wouter Boasson, Reinier Ellenkamp, Laurens Flokstra, Mina Jordanov, Lonneke Julsing-van de Goor, Luuk Keunen, Ruurd Kok, Helle Molthof, Eric Norde, Roy Oostendorp, Mijke Peeters, Ivar Schute, Joël Sprangers, Gerard Tichelman, Marten Verbruggen, Rik de Visser en Nico Willemse.
Fotografie en cartografie: RAAP (tenzij anders vermeld).
Vormgeving: Olav Odé.
Eindredactie: Caroline Hom

MAGAZINE PER POST

Liever een papieren RAAP Magazine? Stuur een e-mail naar receptie@raap.nl met uw naam, adresgegevens, e-mailadres, telefoonnummer en bedrijfsnaam en als onderwerp ‘papieren RAAP Magazine’, 

Aan- of afmelden voor het Magazine: stuur een e-mail naar receptie@raap.nl

PDF-versie downloaden: 

ADRESGEGEVENS REGIO'S

RAAP Regio Noord-Nederland (Fr, Gr, Dr)
De Kiel 11, 9206 BG Drachten
 T 0512-589140 | E raapnnl@raap.nl

RAAP Regio Oost-Nederland (Gld, Ov)
Pollaan 48 E-F, 7202 BX Zutphen
T 0575-567876 | E raaponl@raap.nl

RAAP Regio Zuid-Nederland (Li, N-Br)
De Savornin Lohmanstraat 11, 6004 AM Weert
T 0495-513555 | E raapznl@raap.nl

RAAP Regio West-Nederland (N-Hl, Z-Hl, Zld, Fl, Ut)
Le Pooleweg 5, 2314 XT Leiden
T 071-5768118 | E raapwnl@raap.nl


HOOFDKANTOOR NL en BE

RAAP Hoofdkantoor
Leeuwenveldseweg 5b, 1382 LV Weesp
T 0294-491500 | E raap@raap.nl

RAAP België
Steenweg Deinze 72, 9810 Nazareth, België
T (+32) 0498 441 699 | E raap@raap.be

WWW.RAAP.NL
+
WWW.RAAP.BE