Marktwerking
Het belooft een spannende periode te worden voor de archeologie. Dan doel ik niet op het Coronavirus dat rondwaart of een economische crisis die daarop volgt, maar op twee belangrijke evaluaties. De eerste, die van het kwaliteitssysteem archeologie, is inmiddels afgerond en de tweede – de evaluatie van de Erfgoedwet – staat op het punt van beginnen.
Laten we eerst onze zegeningen tellen: de evaluatie toont aan dat het kwaliteitssysteem voldoende de uitvoeringskwaliteit borgt. Dat is mooi meegenomen en was expliciet een doel van de wet. Maar er zijn ook zorgen. Grote zorgen. Allereerst of dat onderzoek wel van voldoende wetenschappelijke kwaliteit is voor de kennisvorming over ons verleden. Daarnaast baren de almaar dalende prijzen in de archeologische markt zorgen.
Wat waren de doelen van de Erfgoedwet ook al weer? Qua archeologie was dat, volgens de Memorie van Toelichting, het behoud van archeologisch erfgoed. Bij voorkeur in de bodem welteverstaan, opdat latere generaties hier ook gebruik van kunnen maken. Verder is kennisvorming over het verleden belangrijk, de wet spreekt over ‘het verhaal over de geschiedenis van Nederland’. Om het eerste doel te bereiken leek het toenmalig staatssecretaris Rick van der Ploeg goed om de verstoorder van het erfgoed (de initiatiefnemer van het bouwproject) de kosten van de opgraving te laten betalen en daarnaast een commerciële archeologische markt in het leven te roepen. Het eerste zou de initiatiefnemer stimuleren te kiezen voor het niet-opgraven, behoud in de bodem dus. Het tweede zou de kosten – als het toch tot opgraven kwam – voor de initiatiefnemer niet te hoog laten oplopen. Een markt werkt efficiënter dan een overheid was zijn veronderstelling. Voorwaar een ingenieus systeem, gebaseerd op solide economische principes. En zo geschiedde.
Vanzelfsprekend is de eerste toetssteen voor de Erfgoedwet of er voldoende vindplaatsen in de bodem worden behouden. Bij de evaluatie van de vorige wet, de Wamz, was dat nog ruim 30%. Spannend, want wat als nu blijkt dat het percentage daalt? Dan moet de minister serieus nadenken over reparatie van dat ingenieuze systeem. Maar is daling waarschijnlijk?
Ik vermoed van wel. De kosten voor een opgraving blijken namelijk met een factor 3 tot 4 per vierkante meter te zijn gedaald. Dat is enorm! Grotendeels komt dit door forse investeringen in efficiëntie, zoals digitalisering van het hele archeologische proces. Een effect daarvan kan zijn dat de financiële prikkel voor de initiatiefnemer om vindplaatsen te behouden, in plaats van op te graven, aan werking heeft ingeboet. Klinkt logisch toch?
Als mijn vermoeden juist blijkt, stel ik alvast een remedie voor die twee vliegen in een klap slaat. Minister: breng alstublieft een bodem in de prijs aan. De initiatiefnemer kiest dan weer meer voor behoud en de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek is er beslist bij gebaat.

Nachtvlinder
Afgelopen zomer heb ik een boek geschreven. Het kwam uit op 16 april 2020, in een andere wereld dan waarin ik het geschreven had. En toch gaat het over iets dat echt veel erger was dan covid-19. In het boek beschrijf ik mijn werk in Nazi-kampen, in het bijzonder bij opgravingen in de vernietigingskampen Treblinka en Sobibor. Het boek gaat over de archeologie van de Holocaust, heet In de schaduw van een nachtvlinder en werd uitgebracht door uitgeverij Prometheus. Toen ik het eenmaal in de hand had vond ik het er zo verzorgd uitzien dat ik de neiging kreeg om het te gaan lezen.
Het gaat me om die titel, want waarom In de schaduw van een nachtvlinder? Wie lang en veel in Polen is, krijgt langzaam het gevoel dat er iets ontbreekt, ervaart een soort leegte. De Pools-Joodse cultuur, ooit een bloeiende gemeenschap, bestaat niet meer. Uitgemoord of gevlucht. Hun materiële overblijfselen zijn er wel, begraafplaatsen, huizen en synagogen, of een enkele mezoeza bij de deurpost.
In het boek beschrijf ik het stadje Izbica, een in de oorlog volledig Joods stadje, getransformeerd tot getto en vervolgens in bezit genomen door de mensen die na hen kwamen. En die mensen hebben een band met die huizen en die grond die niet verder teruggaat dan de oorlog. Iets klopt er niet. Er staat een watertoren met daarop het jaartal 1911, en geen enkele voorouder van de huidige bewoners heeft die watertoren gebouwd zien worden.
Steeds meer werd ik me bewust van een leegte, als een soort fysieke manifestatie. Want ook een leegte is iets en kun je ervaren, zoals de schaduw van een nachtvlinder. Zeg nou zelf, heeft een nachtvlinder een schaduw? Er is altijd een beetje licht, dus het zal toch wel? Alleen die schaduw, ik zie hem nooit.

Sinds 16 april 2020 ligt het boek ‘In de schaduw van een nachtvlinder’ van archeoloog en collega Ivar Schute in de boekhandel. Het boek is een zeer persoonlijke en indringende zoektocht naar de restanten van de Holocaust. RAAP is er trots op dat Ivar zijn schrijftalent heeft benut om zijn ervaringen met archeologie van de Tweede Wereldoorlog in dit boek vast te leggen.