Kasteelterrein Engelenburg ligt bij het dijkdorp Herwijnen langs de Waal, in de gemeente West Betuwe. Toen archeologen van RAAP er in februari 2020 arriveerden, hadden vrijwilligers de overwoekerende braamstruiken al weggehaald. Deze enthousiastelingen van de werkgroep Engelenburg hielpen eerder het Klompenpad Engelenburgerpad te realiseren en willen nu ook het kasteelterrein langs dat wandelpad beleefbaar maken. De Stichting Landschapsbeheer Gelderland, tegelijk de opdrachtgever van het archeologisch onderzoek, begeleidt hen daarbij.
Kasteel Engelenburg
In de middeleeuwen lag Herwijnen in het grensgebied tussen de rivaliserende gewesten Gelre en Holland. Vanaf de 11e eeuw stonden daar al versterkte huizen en kastelen. Ook kasteel Engelenburg, bezit van de Heren van Arkel, was zo’n versterking voor edelen. De oudst bekende bron over het kasteel dateert uit 1468 en vermeldt een huis met voorburcht en gracht. Over het uiterlijk ervan is weinig bekend. Mogelijk was het oorspronkelijk een compact zaaltorenkasteel. Een tekening van Cornelis Pronk uit circa 1730 toont een U-vormige hoofdburcht met weermuur en poorttoren. Een houten brug verbond de voor- en hoofdburcht. De voorburcht was in de 18e eeuw een hoog terrein met enkele vrijstaande bijgebouwen. In 1817 werd het kasteel gesloopt en in 1834 volgde de voorpoort. Het kasteelterrein is nu een beschermd rijksmonument.
Combi-onderzoek
Ondanks eerdere opgravingen op het terrein in 1939, 1981 en 2003 was nog niet duidelijk uit welke gebouwen het verdwenen kasteel bestond en waar die precies hebben gestaan. Destijds werden de funderingen ervan slechts ten dele blootgelegd in proefsleuven. Blindvaren op kaarten en 18e- en 19e-eeuwse schetsen van de Engelenburg kan niet, want die zijn niet altijd betrouwbaar of na de sloop van het kasteel gemaakt. De opzet van het nieuwe onderzoek was non-destructief: de contouren en funderingen van het kasteel karteren zonder de bodem te verstoren. Een combinatie van boringen en grondradaronderzoek is daarvoor heel geschikt.
Nadat RAAP een archeologische verwachting had opgesteld, voerde Medusa Explorations in het veld een grondradaronderzoek uit. Grondradar reflecteert overgangen in de bodem. Aan de hand van de uitslag van de grondradarmetingen zetten de archeologen verkennende boringen. Zo controleerden ze de interpretatie van geofysische data en kregen ze meer inzicht in de bodemopbouw.
Fosfaat en leisteen
Om profielen te maken van de hoofd- en voorburcht zijn de boringen in raaien gezet. Enkele zones met een hoge reflectie bleken volgens boringen te bestaan uit brokken puin en mortel. Het puin is als afval achtergelaten bij de afbraak van het kasteel omdat het ongeschikt was voor hergebruik. In de meeste boringen zaten resten houtskool, leisteen, fosfaat of aardewerk. Dit kan verspreid zijn tijdens het gebruik, maar ook bij de sloop van de gebouwen. Fosfaatvlekken houden verband met urine en fecaliën en mogelijk horen ze bij een stalgebouw. Het leisteen is gevonden op het voorterrein, bij de toegang tot de voorburcht en bij de hoofdburcht. Daar stonden vermoedelijk gebouwen met leien daken.