René Didde | Wetenschapsjournalist (foto Marc Kohn)

René Didde is freelance wetenschapsjournalist met een milieukundige achtergrond. Eind 2019 besloot hij na dertig jaar en bijna drieduizend artikelen om zich tijdens een sabbatical te verdiepen in de droogte in Nederland. Er was na de bijna legendarische zomer en het najaar van 2018 ook in 2019 sprake van droogte. Het leek hem goed om alle aspecten van de droogte voor alle belangengroepen op een rij te zetten. Kijken welke oplossingen bedacht zijn, ook in het verleden, en of ze werken. En vooral zoeken naar innovaties. Dit alles met de invalshoek: hoe kan de toenemende neerslag als gevolg van de klimaatverandering worden aangewend om langdurige perioden van droogte beter door te komen. En dit voor natuur, landbouw, drinkwaterbedrijven, industrie, scheepvaart, de stad. Zijn onderzoek resulteerde in het boek ‘Nederland Droogteland’ en was reden voor RAAP om hem enkele vragen te stellen. 

Wat is volgens jou het belang van kennis over de ondergrond en het verleden voor de toekomstige ruimtelijke opgaven in Nederland?

Toen ik het boek in coronajaar 2020 schreef, heette het nog niet zo, maar ‘water en bodem zijn sturend’ was direct een van de opvallende inzichten die ik opdeed. In 2022, bij de derde druk, werd het principe opgenomen in het beleid, en heb ik een extra passage opgenomen. We hebben in Nederland te lang gedacht dat we alle functies overal kunnen toepassen door met technische middelen de bodem en water naar onze hand te zetten. Die gedachte stuit al flinke tijd op zijn grenzen. Daarnaast zijn we in Nederland intussen een beetje ‘met zijn teveeltjes’ – een uitdrukking van een recent overleden vriend – om op dezelfde intensieve wijze en consumptiepatroon met de ruimte om te gaan. Ik pleit in het boek om beter naar het verleden te kijken als we over toekomstige functies nadenken. Een klein voorbeeld: totaal verdroogde akkers op Brabantse akkers vertoonden in het verzengende 2018 gek genoeg op sommige rechte stroken wel degelijk groei. Wat bleek: dat waren precies de dichtgegooide slootjes die nodig waren voor de grootschalige ruilverkaveling uit de tijd van Mansholt.

Welke gegevens zijn daarvoor nodig? Kun je dat illustreren aan de hand van de verdroging die je in je boek ‘Nederland Droogteland’ beschrijft?
Ik denk dat het zou helpen om aan de hand van oude kaarten de precieze bodemstructuur, grondwaterstromen en oppervlaktewater beter te beschrijven en die mee te nemen in de ruimtelijke planning. Dergelijk onderzoek zal ook uitwijzen wat de beste plekken in het landschap zijn om regenwater te bufferen om de droogte beter te bestrijden. Verschillende functies kunnen daarbij met elkaar meeliften: natuur en drinkwaterwinning voorop, samen met minder intensieve vormen van landbouw. Natuur, groen en recreatie in en om de stad bestrijdt de wateroverlast en geeft verkoeling in perioden van droogte. Het is meer comfortabel en gezonder voor bewoners. Mijn boek staat vol met voorbeelden: waterpleinen, wadi’s, waterharmonicas en aquifers midden in de stad zoals bij het Sparta-stadion in Rotterdam.

Hoe zouden die gegevens ontsloten moeten worden, of hoe presenteren we die data op zo’n manier dat ze ook daadwerkelijk gebruikt worden? En op welk moment in het gebiedsproces?
Zo vroeg mogelijk, is dan altijd het standaardantwoord. Ik voeg toe: terugkijken om zover mogelijk vooruit te kijken. Hoe dan? Ik denk dat het enorm helpt dat de recente kaartlagen het mede dankzij de RCE mogelijk maakt ze digitaal over elkaar heen te leggen voor bijna elke plek in Nederland. Een kaart van pakweg Rijksbeschermd erfgoed met bijvoorbeeld buitenplaatsen kun je  combineren met een kaart van inundatiegebieden; een kaart met de wateropgaven kun je voortaan leggen over de geomorfologische kaart of hoogtekaarten van Nederland.