Water-bodem-sturend in
Meanderende Maas
Door: Reinier Ellenkamp, senior projectleider RAAP
Het onderzoekstraject startte in het voorjaar van 2021 toen Bert Flach, technisch manager bij waterschap Aa en Maas, belde met Reinier Ellenkamp – projectleider bij RAAP. De vraag was om voor het projectgebied Meanderende Maas de archeologische potentie in kaart te brengen. De beschikbare tijd was beperkt. Daarom is in afstemming met Waterschap Aa en Maas, de gemeenten West Maas en Waal en Oss, de provincies Noord-Brabant en Gelderland, Rijkswaterstaat, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en Boskalis voor een alternatieve aanpak gekozen. Er is werkwijze uitgedacht die het mogelijk maakte om in korte tijd de complexe landschappelijke opbouw aan weerszijden van de Maas in kaart te brengen. Die informatie diende om inzicht te krijgen in de archeologische potentie van het gebied en is gebruikt als input voor een water-bodem-gestuurd ontwerp.
Het onderzoek is stapsgewijs uitgevoerd met een innovatieve combinatie van methodieken. Grondboringen in lange raaien werden gecombineerd met geofysische meetgegevens, historisch kaartmateriaal, hoogtekaarten en archeologische data. De gehanteerde werkwijze betaalde zich uit in een verregaand inzicht in de dynamiek van de Maas tot circa 2000 jaar geleden en een onderbouwde voorspelling van hoe de mens daarmee is omgegaan.
Doordat de rivier zich in de loop van de tijd steeds verplaatste, kent het projectgebied een complexe afwisseling van landvormen, variërend van ruggen en geulen met ondergrondse hoogteverschillen van vele meters. Ondanks al die dynamiek heeft de Maas altijd een grote aantrekkingskracht op mensen gehad. De rivier was een belangrijke transportroute en zorgde voor een regelmatige aanvoer van vruchtbaar sediment. Dat maakte de gronden langs de Maas uitermate geschikt voor de landbouw. In bijna alle delen van het gebied zijn dan ook aanwijzingen aangetroffen voor deze vorm van landgebruik. En waar werd gewerkt, werd ook gewoond. Indicaties daarvoor zijn eveneens gevonden op verschillende plekken in de huidige uiterwaarden.
Die archeologie is natuurlijk interessant en levert veel inzicht in de geschiedenis van het gebied, maar voor de projectrealisatie kan het ook een risico vormen: het moet behouden worden door planaanpassing of door opgraving, beide kosten tijd en geld. Daarom is een inschatting gemaakt van de archeologische potentie van de verschillende landvormen en dat is met X, Y en Z coördinaten verwerkt in een GIS-kaart. Deze kaart was een belangrijke basis voor de verdere projectontwikkeling. Waar mogelijk zijn de werkzaamheden op de archeologie afgestemd. Zo is voor delen van het gebied op basis van de onderzoeksresultaten bovendien een nadrukkelijk bodem-water-gestuurd ontwerp ontstaan.
Op plekken waar planaanpassing niet mogelijk was, is verder archeologisch onderzoek uitgevoerd. Daarmee werd het archeologisch risico verder ingeperkt en tegelijkertijd de voorspellende waarde van de kaart getoetst. En die bleek groot. Keer op keer sloten de onderzoeksresultaten van veldonderzoek aan op de voorspelling, zowel qua landschap als archeologie. De kaart vormde daarmee een waardevol instrument voor de risico-inschatting en het gebiedsontwerp.