Opgraving aan de Vrouwjuttenhof in Utrecht

Wekelijkse update

De archeologen van RAAP voeren in maart, april en mei 2021 aan de Vrouwjuttenhof in het centrum van Utrecht een opgraving uit. Opdrachtgever Vorm realiseert hier de woonbuurt ‘The New U’. Het archeologisch onderzoek vindt plaats op de locaties van een appartementencomplex met parkeerkelder en de stadsvilla’s. Projectleider en archeoloog Mina Jordanov doet elke week verslag van de vorderingen.

VERSLAG WEEK 10 en 11 (16 mei)

De opgraving aan de Vrouwjuttenhof loopt tegen het einde. En wat hebben we de laatste 2 weken veel gevonden! Om te beginnen is ook het noordelijke stukje van het terrein van de stadsvilla’s opgegraven. Hier troffen we tot onze verassing een imposante spaarboogfundering aan. Dezelfde fundering hebben ook in het zuidelijke deel van het appartementencomplex aangetroffen:

Pijlers van spaarboogfunderingen

Wanneer we de twee locaties waar deze funderingen zijn aangetroffen op de kadastrale minuut uit ca. 1830 plotten, lijkt het te gaan om een tuin-/perceelmuur langs een steeg, maar de westelijke funderingen kunnen daar weer niet aan gekoppeld worden.

Locatie spaarboden op de kadastrale minuut uit ca. 1830 (blauw omlijnd)

Zou het hier kunnen gaan om de uit verhalen bekende tunnel die voor goederentransport vanuit de Oude gracht richting Altrecht in de 19e – begin 20e eeuw gebruikt werd? Op basis van de baksteenformaten en voegmiddel kunnen deze structuren goed in deze periode geplaatst worden. Nadere bestudering van oude foto’s, kaarten en archiefstukken moet hier uitsluitsel over geven.

Op het terrein van het appartementencomplex hebben we in de voormalige tuinen/achtererven van de panden aan de Achterweg vele beer- en waterputten en enkele kelders blootgelegd en tientallen afvalkuilen aangetroffen. Ook hebben we nu een compleet beeld van de gefaseerde bebouwing van het terrein vanaf de 14e tot in de 19e eeuw.

Dronefoto van de aangetroffen resten van funderingen en erfstructuren uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd (foto: H. Wynia, gemeente Utrecht).

De middeleeuwse huizen zijn iets minder diep en zijn uitgebreid richting het westen in de nieuwe tijd. Dit levert interessante bouwhistorische puzzeltjes op zoals een jongere achtergevel die deels op een oudere beerput is aangelegd met allerlei kunstgrepen tegen verzakking, die uiteindelijk niet hebben mogen baten.

Verzakte muur uit de Nieuwe tijd op een oudere beerput

Vervolgens is achter de jongere achtergevel een nieuwe beerput aangelegd:

Fasering van muren en putten (fot: H. Wynia, gemeente Utrecht)

Op het moment zijn we de putten en kuilen aan het onderzoeken en dat levert zeer veel bijzondere vondsten op.

Uit een zeer vondstrijke afvalkuil (16e eeuw) zijn o.a. fragmenten van een fraaie vuurstolp geborgen, een spaarvarkentje, een tinnen lepel met een vrouwenfiguur op de steel, een oorijzer van een klederdrachtkapje en een muntgewichtje voor een Andriesgulden met aan de ene kant een Andeaskruis met de letters SA en aan de andere een davidster. Muntgewichtjes werden gebruikt om gouden munten te controleren op slijtage.

Een voorbeeld van een rijk versierde vuurstolp

Spaarvarkentje

Muntgewicht voor- en achterzijde

Een beerput leverde bijzonder afval op, mogelijk van een horlogemaker/reparateur:

Restafval van een horlogemaker/reparateur

Zo leveren veel van de gesloten contexten zeer tastbare en tot de verbeelding sprekende informatie over de bewoners van de betreffen de erven.

De rest van de week zijn we bezig met het afwerken van de overige kuilen en beerputten en leggen we verder het vlak aan op het Romeinse niveau, in de hoop op sporen uit de Romeinse tijd. We hebben al enkele scherfjes aardewerk uit deze periode en natuurlijk de eerder genoemde fibula, maar nog geen duidelijke sporen.

Dit is de laatste update van het veldwerk, maar als we op de valreep toch nog sporen uit de Romeinse tijd tegenkomen, dan laten we jullie dit zeker weten!

De komende maanden worden alle vondsten gewassen en onderzocht door specialisten. Ook worden de monsters uit de spoorvullingen onderzocht op botanische en dierlijke resten en waar nodig gedateerd door middel van koolstofdatering. We houden jullie op de hoogte van interessante uitkomsten van de specialistische onderzoeken. Dit zal dan niet meer wekelijk gebeuren, maar over enkele maanden kunnen we wellicht al een tussenstand geven.

VERSLAG WEEK 9 (3 mei)

In week 9 van de opgraving hebben we veel beerputten gecoupeerd en leeggehaald.

De drie eerder gevonden spannende ronde putten op een rij bleken vrij ondiep. Ze hadden een cementen bodem en het waren meer ronde bakken dan beerputten. Ze bevatten dan ook nauwelijks ‘beer’ (de ontlasting die – samen met het afval – in een beerput terechtkwam) maar eerder een soort droog organisch residu onderin. Deze putten hangen zeker samen met industriële activiteiten uit de late nieuwe tijd. Uit het residu zijn monsters genomen. Hopelijk helpt specialistisch onderzoek naar deze monsters om de functie van de drie putten te achterhalen.

Een van de drie identieke ronde putten uit de late nieuwe tijd

De meeste beerputten stammen uit de Nieuwe tijd en bevatten tientallen scherven van 18e- en 19e-eeuwse schalen, borden, pispotten, flessen en glazen. Een aantal putten dateert uit de late middeleeuwen. Daarin zaten minder vondsten maar bijvoorbeeld wel complete pispotten van roodbakkend aardewerk met loodglazuur.

Beerputten uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd

We hebben ook een tonput onderzocht. Hierbij is een houten bier- of wijnvat hergebruikt als schacht van een put. De duigen en hoepels van de ton zijn meegenomen en worden later onderzocht op houtsoort, herkomst en eventuele merktekens.

Tonput

Coupe tonput

In de stenen putten vonden we een fraaie voet van een glazen schaal of (wijn)glas en een complete fles met een stempel erop. Maar er zaten ook tientallen keramiekscherven bij, een leren schoen met een houten zool, metalen knoopjes, een houten borstel en een handvat van een priem of een andere gereedschap etc.

Enkele bijzondere glasvondsten

Onder de funderingsresten troffen we grote ovale en ook min of meer rechthoekige kuilen aan met een donkere humeuze rand. Mogelijk gaat het hier om (afgebrande) kelders van houten vakwerkhuizen uit de 10e – 13e eeuw.

Grote min of meer rechthoekige kuil met een donkere rand. Mogelijk een kelder van een vakwerkhuis.

Het diepste vlak hebben we aangelegd onder het vegetatieniveau uit de Romeinse tijd. Helaas reiken de meeste kuilen uit de late middeleeuwen tot onder dit niveau. Hierdoor is een groot deel van het vlak waar eventuele sporen uit de Romeinse tijd zichtbaar moeten worden, sterk vergraven. Maar er zijn ook enkele sporen gevonden met een wat schonere vulling met slechts wat houtskoolspikkels in de vulling en een afwijkende kleur die mogelijk uit de Romeinse tijd stammen. De vulling hiervan bevat geen vondsten. Er zijn wel monsters uit genomen zodat met specialistisch onderzoek (bijvoorbeeld koolstofdatering) mogelijk een uitsluitsel te geven is over de oorsprong ervan.

De komende weken leggen we het muurwerk in de centrale strook op het terrein van het appartementencomplex bloot en gaan we daar onder kijken. Hier lijkt het terrein minder intensief te zijn gebruikt in de late middeleeuwen en de nieuwe tijd. Daar is dus is hoop op een meer intact niveau uit de Romeinse tijd.

In het noorden van het terrein hebben we waarschijnlijk sporen van de verwachte geul aangetroffen die hier door Utrecht stroomde en de locatie van oost naar west doorkruist. Ook in de noordwestelijke hoek lijkt een geul aanwezig. In het profiel daalt de top van het beddingzand met 1,5 meter binnen enkele meters afstand. In de komende dagen doen we samen met een fysisch geograaf onderzoek naar de geul.

Mogelijke geul

VERSLAG WEEK 8 (26 april)

In de 8e week op de opgraving aan de Vrouwjuttenhof hebben we prachtige dronefoto’s laten maken van het opgravingsterrein (met dank aan Herre Wynia van de gemeente Utrecht).

Dronefoto van de opgraving op het terrein van het appartementencomplex (H. Wynia, gemeente Utrecht)

De komende weken wordt ook de middenstrook op het op het terrein van het appartementencomplex opgegraven. Dan kunnen we een compleet beeld krijgen van de huisplattegronden en erfinrichting uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd. In het noordwesten van het terrein is een grote waterkuil met verschillende vullingen aangetroffen:

Grote waterkuil, ingegraven tot in het beddingzand.

Uit de vullingen is veel aardewerk en dierlijk bot verzameld:

Grijsbakkend en witbakkend aardewerk, steengoed, een geglazuurde plavuis en dierlijk bot uit de vulling van de laatmiddeleeuwse waterkuil

We zijn ook begonnen met de sloop van de muren en het aanleggen van een opgravingsvlak in de top van de oeverafzettingen. Daarin zijn ook sporen uit de vroege middeleeuwen en de Romeinse tijd te verwachten. Centraal op het terrein wordt een groot doorlopend profiel aangelegd, waarin we een voormalige riviergeul hopen op te sporen. Het valt nu al op dat in het uiterste zuiden en in het noorden de zandige oeverafzettingen veel hoger in het profiel tevoorschijn komen dan in het centrale deel. We zijn daarom benieuwd of een restgeul uit de (vroege) middeleeuwen inderdaad dit terrein van oost naar west doorkruiste – en dus ook het Romeins niveau hier heeft ‘opgeruimd’. Verder zijn er in de afgelopen week weer hele mooie metaalvondsten gedaan, zoals vele munten en rekenpenningen. Een daarvan is deze mooie rekenpenning met een ruit met Franse lelies (mogelijk uit de 14e eeuw) in koperlegering (met dank aan Friso Langen):

Rekenpenning met ruit met Franse lelies

Maar de mooiste vondst van de hele opgraving tot nu toe is ongetwijfeld deze prachtige zilveren ring met twee steentjes, die met de metaaldetector is opgepiept door Theo Bransen in een greppel met laatmiddeleeuws aardewerk:

VERSLAG WEEK 7 (19 april)

In de 7e week van de opgraving hebben we een ware 3D-puzzel aan muren en funderingen blootgelegd. Dat was op het op het terrein van het appartementencomplex (ter hoogte van de percelen 1142 t/m 1147 op de kaart uit circa 1830).

Blauw: funderingen en beerputten aangetroffen in week 7 op de kadastrale minuut uit ca. 1830.

Uit de wirwar van muren kunnen we minimaal 3 fasen aan bebouwing onderscheiden:

  • Uit de late middeleeuwen (vanaf de 14e eeuw of misschien wel eerder) komen spaarboogfunderingen in hele kloostermoppen (grote middeleeuwse bakstenen). Ze horen bij panden die qua afmeting iets breder, maar ondieper waren dan in de nieuwe tijd.
  • In de nieuwe tijd (vanaf de 16e eeuw) zijn de funderingen getrapt aangelegd. Ze bevatten ook hergebruikte halve kloostermoppen. De muren uit deze periode zijn dan ook minder diep gefundeerd.
  • Uit de late nieuwe tijd (vanaf de 19e eeuw) dateren enkele kelders en 3 grote ronde putten op een rij. De putten horen vermoedelijk bij en bepaalde industrie. Hopelijk levert de inhoud en constructie van de putten aanwijzingen op waarvoor ze gebruikt zijn.

Minimaal drie fasen aan muurwerk

Al deze funderingen zijn gedocumenteerd met fotogrammetrie. Dat is een techniek waarmee een 3d-model gemaakt kan worden. De opgravingsput is vanuit zoveel mogelijk standpunten gefotografeerd en slimme software zet het om in 3d-model. Een voorproefje (de orthofoto die voor het 3d-model gebruikt kan worden) staat hieronder.

Orthofoto (loodrechtfoto) van het vlak van afgelopen week.

Het valt wel op dat de ophogingslagen iets minder afval zoals aardewerkscherven en bot, bevatten dan op het terrein van de villa’s. Een goede verklaring hiervoor is dat we hier veel meer beerputten hebben aangetroffen, wel een stuk of 10. Het afval belandde waarschijnlijk veel vaker in de beerputten dan in een kuil in de grond of los op het erf – zoals op de erven van het terrein van de villa’s.

Hieronder toch een leuke vondst: een wandtegel uit de 17e eeuw.

wandtegel uit de 17e eeuw

VERSLAG WEEK 6 (12 april)

In de 6e week van de opgraving hebben we op het terrein van de villa’s het grootste deel opgegraven. De resultaten geven een beeld van een druk gebruikte binnenplaats of een erf met vele kuilen die hier gegraven zijn in de volle en late middeleeuwen en de nieuwe tijd.

Kuilen en greppels (grijs), sloot (bruin), funderingen en uitbraaksporen (roze), waterput (blauw), haardkuilen (oranje), dierbegraving (groen) en meiler (zwart) op de kadastrale minuut uit ca. 1830.

Onder deze kuilen bevonden zich de eerder genoemde zandwinningskuilen, afvalkuilen en haardkuilen, maar ook een grote rechthoekige kuil met veel houtskool op de bodem en langs de wanden.

Grote rechthoekige kuil, mogelijk een houtskoolmeiler

Het gaat waarschijnlijk om een houtskoolmeiler: een kuil waarin een houtstapel werd aangelegd en op een gecontroleerde manier werd verbrand om houtskool te maken. Meilers zijn in Nederland vanaf circa 200 voor Christus tot in de 14e eeuw gebruikt, maar de grote rechthoekige meilers stammen meestal uit de latere periode. In de houtskoolrijke bodemlaag van de meiler zijn scherven van kogelpotaardewerk verzameld. Dit aardewerk wijst op een gebruik van de houtskoolmeiler in de 10e – 12e eeuw.

Dat hier al eerder mensen actief waren, blijkt uit de vondst van fragmenten Karolingisch grijsbakkend aardewerk (7e – 9e eeuw). Deze lagen in een kuil die vanaf de top van de overstromingslaag is ingegraven door het vegetatieniveau uit de Romeinse tijd heen.

En tenslotte is eindelijk bewijs gevonden voor de aanwezigheid van Romeinen op de Vrouwjuttenhof! Onze metaaldetectiehulpkrachten van de AWN (Theo en Jos Bransen) hebben naast enkele middeleeuwse munten, een sierdop, gespjes e.d. ook een Romeinse fibula opgepiept. De fibula is aangetroffen in de iets gebioturbeerde (door wortelgangen en muizengangen vergraven) top van de oeverafzettingen onder het vegetatieniveau uit de Romeinse tijd.

Van links naar rechts: fibula, munt en gespje

Afgelopen dinsdag zijn we teruggekeerd naar het terrein van het appartementencomplex. Hier hebben we in het zuidelijke deel meerdere bakstenen funderingen, kelders en twee grote beer- of waterputten blootgelegd.

Funderingen en kelders van panden uit de 16e – 19e eeuw

Het gaat om bebouwing die mogelijk al vanaf de 16e eeuw heeft gestaan, op de percelen 1148 en 1149 aangegeven op de kadastrale minuut (blauwe cirkel). Hier gaan we de komende dagen dieper onderzoek doen: zijn er middeleeuwse voorgangers van de 16e-eeuwse bebouwing en wat ligt er allemaal in de beerputten?

Momenteel zijn we bezig op perceel 1148 en 1194 (blauwe cirkel).

VERSLAG WEEK 5 (5 april)

Afgelopen week zijn op het terrein van de villa’s nog talrijke kuilen gedocumenteerd die voor een deel zandwinningskuilen betreffen maar waar zeker ook afvalkuilen tussen zitten.

Kuilen in het vlak

De kuilen dateren voornamelijk uit de Late Middeleeuwen en doorsnijden en doorkruisen elkaar waardoor het opgravingsvlak op een grote lappendeken lijkt.

Vele kuilen (grijs), bakstenen poeren (rood) en een waterput (blauw). Enkele greppels en kuilen uit de vroege-volle middeleeuwen (donker grijs).

Datering van de vondsten uit deze kuilen zal helpen om hier een fasering in aan te brengen. Er zijn ook twee haardkuilen aangetroffen, te zien aan laagjes verbrande leem en koutskool.

Doorsnede van een haardkuil

Dat hier ook bebouwing heeft gestaan in de Nieuwe tijd getuigen resten van zeer diep ingegraven bakstenen poeren.

Een bakstenen poer op meer dan twee meter diepte.

De bakstenen resten zouden kunnen samenhangen met industriële bebouwing vanaf de 19e eeuw, maar de aanwezigheid van een waterput (zie verslag week 4) en twee haardkuilen wijzen eerder op sporen van bewoning in de nieuwe tijd dan op industrieel gebruik.

En dan zijn er enkele sporen met een afwijkende vulling: veel lichter van kleur en zonder puinresten. Deze zijn ingegraven vanuit de top van de overstromingsafzettingen die op het Romeinse vegetatieniveau zijn afgezet. Het gaat om twee parallelle greppels of sloten en enkele kuilen.

Helaas zorgen de grote, jongere kuilen voor veel verstoring van deze oudere gebruiksfase van de locatie en maken ze het lastig om een goed beeld te krijgen van de aard van de oudste sporen. Uit onderzoeken in de directe omgeving in de jaren ‘90 weten we dat hier in de vroege middeleeuwen sloten zijn gegraven, waarschijnlijk ten behoeve van ontwatering of percelering. Het ligt dan ook voor de hand dat we hier ook dergelijke sloten te pakken hebben. Er is ook al Pingsdorf- en Paffrathaardewerk gesignaleerd en een fragment van een maalsteen wat meteen ook het tastbare bewijs is voor menselijke aanwezigheid in de periode 900 – 1200 na Chr (vroege en volle middeleeuwen).

Pingsdorf- en Paffrathaardewerk en een fragment van een fragment van een maalsteen uit de kuil (900 – 1200 na Chr.)

De volgende week zijn we nog bezig op de locatie van de villa’s. We zijn benieuwd of we de verwachte vroegmiddeleeuwse en Romeinse bewoningsniveaus nog gaan aantreffen, nu we weten dat er in de late middeleeuwen en de Nieuwe tijd hier grootschalige zandwinning heeft plaatsgevonden. De week daarop gaan we terug naar het appartementencomplex om daar nog dieper op te graven en onze reis terug in de tijd te vervolgen.

VERSLAG WEEK 4 (29 maart)

Alweer de vierde week van de opgraving aan de Vrouwjuttenhof en de tweede week op de locaties van de villa’s. Op de kadastrale minuut uit ca. 1830 zijn de in de afgelopen week aangetroffen vele laatmiddeleeuwse zandwinningskuilen en een sloot uit de Nieuwe tijd afgebeeld.

Talrijke zandwinningskuilen uit de late Middeleeuwen (geel) en een sloot uit de Nieuwe tijd (licht bruin) op de kaart uit 1830.

Het onderzoek bij de villa’s heeft interessante inzichten opgeleverd over de verschillende bewoningsniveaus ter hoogte van dit deel van de Vrouwjuttenhof. We hebben een mooi profiel (dwarsdoorsnede) gedocumenteerd van deze locatie waarin we heel goed kunnen zien dat in de top van het beddingzand van de voormalige rivier eerst een kleilaagje is ontstaan wat wil zeggen dat er een rustige periode was zonder veel rivieractiviteit.

Het westprofiel in de zuidelijke helft van de locatie van de villa’s

Vervolgens is een laag schone oeverklei afgezet. In de top van deze oever is een vegetatieniveau ontstaan omdat hier langere tijd geen sedimentatie meer heeft plaatsgevonden – het niveau waarop de mens in de Romeinse tijd moet hebben rondgelopen. Sporen van bewoning uit deze tijd hebben we nog niet gevonden maar het feit dat deze laag intact is, betekent dat als hier sprake is geweest van menselijke activiteit, we sporen daarvan zeker gaan tegenkomen. Richting het noorden komen we steeds dichter bij de hoofdgeul van de voormalige rivier, dus is de kans is ook groter dat we deze sporen hier tegenkomen.

Na deze rustige periode is de rivier die toen waarschijnlijk ter hoogte van de Oude Gracht lag weer actiever geworden en is een laag overstromingsklei afgezet. In de top van deze klei is een cultuurlaag ontstaan: een laag die niet alleen sporen van bodemvorming vertoont maar ook sterk beïnvloed is door de mens en mogelijk deels is opgebracht. Dat kunnen we zien aan een hoger organisch gehalte (humus) en stukjes dierlijk bot en aardewerkscherven.

Aardewerkscherven uit de oudste cultuurlaag.

Het gaat hier misschien niet om het mooiste aardewerk die we hebben gevonden, maar deze op het eerste gezicht wat saaie scherfjes zijn heel belangrijk voor het dateren van de eerste menselijke activiteit op dit stukje Vrouwjuttenhof. De scherfjes dateren waarschijnlijk uit de 11e, 12e en 13e eeuw. Verder onderzoek hiernaar door een aardewerkspecialist kan een preciezere datering van deze laag opleveren.

Vanaf de top van deze cultuurlaag zijn enkele kuilen ingegraven. De functie van de kuilen is nog onduidelijk. Ze bevatten te weinig afval om als afvalkuilen te worden geïnterpreteerd en ook geen grote hoeveelheid houtskool of veel dierlijk bot om als haardkuilen of diergraven te kunnen worden aangemerkt. Ook zijn ze iets te ondiep voor paalkuilen, tenzij het om een lichtere houten structuur ging, zoals een schuurtje of hekwerk. Onderzoek naar de schaarse vondsten en de monsters uit deze kuilen zou hier uitsluitsel over kunnen geven.

Interessant is een iets diepere greppel die ingegraven lijkt te zijn vanaf de basis van of een tussenniveau in de oudste cultuurlaag. Deze bevatte helaas geen vondsten, maar het zou goed om een ontwaterings- of perceelsgreppel kunnen gaan die gegraven is voorafgaand aan de bewoning/ophoging uit de 11e – 13e eeuw. Onderzoek naar een monster uit deze greppel kan meer duidelijkheid bieden.

Het oudste spoor tot nu toe: een greppel uit de Vroege of Volle Middeleeuwen

Ten slotte is de Nieuwe tijd alweer vertegenwoordigd met een mooie waterput met een intacte koepel, die nog hol was tot op het grondwaterniveau. In de put op grote diepte troffen we twee houten onderdelen van een mogelijke windas aan. Dit geeft een leuke inkijk in het gebruik van de put:

Fragment windas en een voorbeeld van de toepassing van een windas (https://nl.decorexpro.com/vodosnabzhenie/domik-dlya-kolodca/)

De volgende week zijn we nog bezig op de locatie van de villa’s. We zijn benieuwd of we de verwachte vroegmiddeleeuwse en Romeinse bewoningsniveaus nog gaan aantreffen, nu we weten dat er in de late middeleeuwen en de Nieuwe tijd hier grootschalige zandwinning heeft plaatsgevonden. De week daarop gaan we terug naar het appartementencomplex om daar nog dieper op te graven en onze reis terug in de tijd te vervolgen.

VERSLAG WEEK 3 (22 maart)

Ter hoogte van de te plaatsen damwanden op het terrein van het appartementencomplex hebben we afgelopen week een grote beerput met een doorsnede van 2,4 m aangetroffen. Hij bevond zich op het perceel ten noorden van de voormalige Eligensteeg (perceel 975, eigendom van Jan Blommertein, metselaarsknecht).

Locatie van de beerput (bruin) op de kadastrale minuut uit ca. 1830.

Deze is eerst gecoupeerd en vervolgens helemaal leeggehaald.

Coupe beerput

De put stamt uit de 19e eeuw, maar op twee meter diepte onder de bakstenen put kwam nog een houten ton tevoorschijn. Mogelijk was deze als beerput ingegraven in een eerdere periode en is in de 19e eeuw de bakstenen mantel erbovenop gemetseld. De ton blijft nog even veilig in de grond in afwachting van de opgraving hier na het plaatsen van de damwanden. In de vulling van de beerput waren tientallen scherven van potten, pannen, kommen, glazen flessen en bekers, metalen voorwerpen, bot en organische resten aanwezig.

Een deel van de vondsten uit de beerput

Daarna zijn we begonnen met de opgraving op de locatie van de villa’s, zo’n honderd meter ten zuidwesten van het appartementencomplex. Hier zijn vele grote en diepe kuilen uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd aangetroffen die waarschijnlijk ten behoeve van zandwinning zijn gegraven. Deze zijn namelijk ingegraven tot in het beddingzand van de voormalige Rijnloop. Uit de vulling van deze kuilen komen ook vele vondsten, waaronder een bijna complete 16e eeuwse baardman kan met een tekstband.

Een baardmankruik op twee meter diepte op de bodem van een kuil uit de late middeleeuwen.

16e eeuwse baardmankruik

Tijdens het onderzoek wordt uitgebreid aandacht besteed aan metaaldetectie. Hierbij krijgen we hulp van een aantal enthousiaste leden van de AWN. Er zijn al tientallen interessante voorwerpen ‘opgepiept’ zoals vele nagels met een vierkante doornede en een platte kop, een speld met een halvemaangezicht, sleutels en een dolk- of mespuntbeschermer:

Vondsten van metaal

De volgende week zijn we nog bezig op de locatie van de villa’s. We zijn benieuwd of we de verwachte vroegmiddeleeuwse en Romeinse bewoningsniveaus nog gaan aantreffen, nu we weten dat er in de late middeleeuwen en de Nieuwe tijd hier grootschalige zandwinning heeft plaatsgevonden. De week daarop gaan we terug naar het appartementencomplex om daar nog dieper op te graven en onze reis terug in de tijd te vervolgen.

VERSLAG WEEK 2 (15 maart)

Funderingen en beer-waterputten op de kadastrale minuur ui 1830.De tweede week van de opgraving aan de Vrouwjuttenhof heeft nog veel meer resten van funderingen, kelders en beer- en waterputten opgeleverd. Het beeld wordt steeds completer.

De voormalige loop van de Eligensteeg is duidelijk herkenbaar aan een goot die langs de rand van de steeg heeft gelopen.

De plattegrond van het huis op de hoek van de voormalige Eligensteeg en Agterweg.

De puzzel van de bebouwing die te zien is op de kadastrale minuut uit 1830 maar ook al op een kaart uit 1582, wordt stukje bij beetje aangevuld. Duidelijk is te zien welke huizen er in de loop van de 17e en 18e eeuw erbij zijn gekomen.

Funderingen en beer-/waterputten op een kaart uit 1582 (het Utrechts Archief, catalogusnummer 214015)

Sommige muren liggen op een dik puinbed. Andere zijn op enkele lagen losgestapelde hergebruikte bakstenen gefundeerd die direct op de ophogingslaag liggen.

Interessant is of dit verschil in funderingswijze aan een verschil in datering te wijten is of in eigendom of functie van het gebouw binnen dezelfde periode.

Fundering direct op ophogingslaag

Fundering op een dik puinbed

Acht putten, waarvan minimaal drie beerputten (gezien de aanwezigheid van een koepel die de opening afsloot) worden de komende weken uitgebreid onderzocht. Eén beerput was vandaag al aan de beurt omdat deze precies onder de te plaatsen damwand ligt:

Een beerput op het perceel ten noorden van de voormalige Eligensteeg.

Talrijke vondsten worden op dit moment gewassen in onze loods. Volgende week kunnen jullie een update over de vondsten verwachten.

VERSLAG WEEK 1 (8 maart)

Vrouwjuttenhof: Impressie van de aangetroffen funderingen en puttenDe opgraving aan de Vrouwjuttenhof in Utrecht is van start gegaan! In de week van 8 maart zijn we begonnen op de locatie van het toekomstige appartementencomplex, waar we al snel op bakstenen funderingen, kelders en meerdere ronde beer- of waterputten stuitten. Het zijn resten van bebouwing die hier vanaf de 16e eeuw tot in de 19e eeuw heeft gestaan.

Projectie van de aangetroffen structuren op de kadastrale minuut uit ca 1830

Dit blijkt uit de projectie van de aangetroffen resten op de kadastrale kaart uit ca. 1830:

Impressie van de vondsten (leren schoen, roodbakkend en witbakkend geglazuurd aardewerk, steengoed, dierlijk bot)

De funderingsresten liggen onder een puinrijke ophogingslaag en zijn ingegraven in een oudere ophogingslaag waarin veel afval (aardewerkscherven, glas, dierlijk bot, een leren schoen) aanwezig is. Deze voorwerpen worden allemaal verzameld en kunnen ons veel vertellen over het leven en de bezigheden van de toenmalige bewoners. Op basis van gegevens uit de kadastrale minuut uit de 19e eeuw weten we dat hier mensen woonden die koopman, rentenier, metselaar, schilder, stratenmaker, lid van het hoge gerechtshof en dergelijke waren. Vooral over hun voorgangers uit de 16e, 17e en 18e eeuw is de informatiewaarde van deze vondsten onmisbaar, omdat we deze bewoners niet zo makkelijk terug kunnen vinden in historische bronnen.

Volgende week gaan we de locaties van de te plaatsen damwanden onderzoeken, waarna we door zullen gaan met de opgraving op het terrein van de stadsvilla’s. Na het aanbrengen van de damwanden op de locatie van het appartementencomplex gaan we verder de diepte in. We verwachten dan ook resten uit de Late Middeleeuwen, mogelijk uit de Vroege Middeleeuwen en hopelijk uit de Romeinse tijd te vinden.