Burgerparticipatie en archeologie
Burgerparticipatie is een nieuwe trend in de archeologie. Vrijwilligers die met professionele archeologen een onderzoek uitvoeren, dat is voor beide partijen vaak een geslaagde samenwerking. Daarom gaat RAAP binnenkort actief vrijwilligersplaatsen aanbieden.
Vrijwilligers die meehelpen met een opgraving in hun stad of dorp: in Engeland is het heel normaal en noemen ze het community archaeology, in Nederland is het in opkomst. Zo kon je in Nijmegen dit voorjaar tickets kopen om mee te helpen met een publieksopgraving in het Waalfront. Burgerparticipatie wordt steeds vaker als ‘social return on investment’ of toegevoegde waarde bij projecten gezien. Ook bij projecten die RAAP uitvoert, krijgen de archeologen regelmatig hulp van vrijwilligers die al dan niet aangesloten zijn bij de AWN. Vaak mensen met veel kennis over de lokale geschiedenis en enorme enthousiastelingen. Vandaar dat RAAP blij is met hun hulp. Janneke Hielkema en Xavier van Dijk, beiden projectleiders bij RAAP, kunnen erover meepraten. Zij zijn ingeschakeld bij publieksprojecten in Garsthuizen en Kessel.
Burgerparticipatieproject kerk Garsthuizen
Het kerkje van het Groningse dorp Garsthuizen verkeert al jaren in verval en renovatie is geen optie meer. Daarom willen de Stichting Restauratie Kerk Garsthuizen en de Stichting Oude Groninger Kerken een vervangend gebouw realiseren, waarin ruimte is voor de geschiedenis van archeologie en landschap. Dat is de aanleiding voor een archeologisch onderzoek naar de voorganger van de huidige kerk (uit 1862) en naar de wierde waarop het kerkje staat. De initiatiefnemers ervan willen dorpsbewoners zo veel mogelijk laten deelnemen aan het onderzoek. In februari gaat het van start. Een enthousiaste groep Garsthuizenaren graaft samen met studenten archeologie van het Groninger Instituut voor Archeologie en onder leiding van RAAP archeologe Janneke Hielkema binnen en buiten de kerk vier putjes op. Ze helpen ook mee met tekenen, meten, waterpassen en het wassen van de vondsten. Via een webcam is het project ‘live’ op de website van kerk Garsthuizen te volgen en dagelijks maken de studenten filmpjes over de nieuwste bevindingen. Ook schoolkinderen komen langs en helpen mee op de opgraving en op de Open Dag komen veel geïnteresseerden af.
Inmiddels is het veldwerk afgerond en moet het onderzoek uitgewerkt worden. Uit de eerste bevindingen blijkt dat de huidige kerk van Garsthuizen op middeleeuwse funderingen van kloostermoppen staat. Deze middeleeuwse kerk lijkt breder te zijn geweest dan de huidige kerk. Binnen de kerk zijn resten van vloeren gevonden. Bijzonder was de vondst van een skelet onderin de wierdelagen waarop de kerk is gebouwd. Aan de buitenzijde kon niet dieper worden gegraven dan de onderzijde van de middeleeuwse fundering. Hier lagen begravingen dicht tegen de kerk aan. Onder de vondsten zit middeleeuws kogelpotaardewerk, een randje van Pingsdorf-aardewerk, een koperen muntje en vensterglas. Twee brokjes tufsteen kunnen van een oudere, tufstenen voorganger zijn, maar daar zijn geen muurresten van gevonden.
Janneke Hielkema, projectleider RAAP:
“Ik vind het erg leuk om met vrijwilligers te werken. Op grotere projecten zijn overigens altijd wel enkele vrijwilligers die een paar dagen in de week komen helpen, bijvoorbeeld van de AWN. In Garsthuizen waren het zeer enthousiaste mensen uit het dorp, die van te voren niet zo vaak met archeologie te maken hebben gehad. Wat ik er leuk aan vind, is dat de mensen zo geïnteresseerd zijn in het verleden van hun dorp en dat je dus van alles kunt uitleggen en leuke gesprekken kunt voeren die je weer op nieuwe gedachten kunnen brengen. Het werk kost dan natuurlijk wel wat extra tijd, maar omdat er in Garsthuizen best veel mensen kwamen helpen, maakte dat uiteindelijk niet zoveel uit. Ik vond het vooral verrassend dat er niet alleen oudere mensen kwamen helpen, want die hebben vaak wat meer vrije tijd, maar ook een aantal scholieren.”
Publieksparticipatie herbouw kasteel Kessel
In het Limburgse dorp Kessel ligt één van de oudste kastelen in Nederland: De Keverberg. Het is vernoemd naar de laatste adellijke familie Van Keverberg d’Aldeghoor die er woonde. Tot kort voor de verwoesting ervan in de Tweede Wereldoorlog is er nauwelijks iets bekend over het kasteel. Pas na de oorlog krijgt de ruïne aandacht van historici en archeologen. Uit opgravingen blijkt dat het kasteel vele bouwfasen kent en rond het jaar 1000 al uit een vierkante woontoren van maaskeien bestaat. Begin 12e eeuw wordt een motte opgeworpen, halverwege die eeuw verhoogd tot ongeveer 9 meter. Hierop wordt een ovale ringburcht met weergang en kantelen gebouwd. In de 14e en 15e eeuw komen er twee vierkante torens bij en nadien vinden meerdere verbouwingen plaats. Na onderzoek in de jaren 1950, waarbij de nadruk op de vorm van het kasteel in de 12e eeuw ligt, wordt een consolidatieplan uitgevoerd. Tot herbouw van het kasteel komt het echter niet.
Het duurt tot 2011 voordat de gemeente een uitgewerkt plan goedkeurt, waarbij participatie door de Kesselse gemeenschap een belangrijke factor is. Dan schakelt Stichting De Keverberg ook RAAP in, eerst voor een booronderzoek, daarna voor het begeleiden van de vrijwilligers. In 2013 starten vrijwilligers met het uitgraven van de toren waar een liftschacht in komt en van de tunnel door de motte naar de lift. Archeoloog Xavier van Dijk stemt de werkzaamheden goed met hen af, zodat hij veel archeologische waarnemingen kan doen. Zo is een onbekende bouwfase uit de late 11e eeuw van het kasteel ontdekt, evenals een scala aan vondsten: aardewerk, knopen en schaatsen van bot, slachtafval, hout, molenstenen, glazen drinkbekers, ruitglas, flessen enz. Tot de zomervakantie is Van Dijk nog in Kessel met de vrijwilligers aan het werk. Daarna start de herbouw en krijgt het kasteel een nieuw dak. In de zomer van 2015 zal het kasteel geopend zijn en dienst doen als locatie voor feesten, congressen, exposities en dergelijke.
Xavier van Dijk, projectleider RAAP:
“Vrijwilligers zijn vaak erg enthousiast, ze hebben hun eigen ideeën over de vondsten en komen met nieuwe verhalen. Niet alleen over het kasteel of de vondsten, maar ook over de laatste bewoners en andere, reeds gesloopte gebouwen die op het kasteelterrein hebben gestaan. Vaak hebben ze ook al enige interesse in geschiedenis en vinden ze het extra leuk om daar zo actief mee bezig te zijn, zeker in het eigen dorp. Ik ben bijna elke dag op de opgraving aanwezig en geef dan aanwijzingen en zorg dat de vondsten en sporen ingetekend worden. De vrijwilligers houden zich vooral bezig met het graven en zeven. We vinden heel veel verschillende voorwerpen, van bot tot glas, en daar willen ze alles van weten. In de pauzes wordt dan ook volop gepraat: hoe het gebouw in elkaar zit, hoe het met een bepaalde leeflaag zit, en natuurlijk hoe oud de vondsten zijn en wat ze voorstellen.”