Burgerparticipatie en archeologie
Burgerparticipatie is een nieuwe trend in de archeologie. Vrijwilligers die met professionele archeologen een onderzoek uitvoeren, dat is voor beide partijen vaak een geslaagde samenwerking. Daarom heeft RAAP regelmatig ruimte voor vrijwilligersplaatsen.
Vrijwilligers die meehelpen met een opgraving in hun stad of dorp: in Engeland is het heel normaal en noemen ze het community archaeology, in Nederland is het in opkomst. Zo kon je in Nijmegen tickets kopen om mee te helpen met een publieksopgraving ‘Nijmegen graaft!’ in het Waalfront. Burgerparticipatie wordt steeds vaker als social return on investment of toegevoegde waarde bij projecten gezien.
Ook bij projecten die RAAP uitvoert, krijgen de archeologen regelmatig hulp van vrijwilligers die al dan niet aangesloten zijn bij de AWN. Vaak mensen met veel kennis over de lokale geschiedenis en enorme enthousiastelingen. Vandaar dat RAAP blij is met hun hulp. Janneke Hielkema en Xavier van Dijk, beiden projectleiders bij RAAP, kunnen erover meepraten. Zij werkten in 2014 mee aan publieksprojecten in Garsthuizen en Kessel.


“Ik vind het erg leuk om met vrijwilligers te werken. Op grotere projecten zijn overigens altijd wel enkele vrijwilligers die een paar dagen in de week komen helpen, bijvoorbeeld van de AWN. In Garsthuizen waren het zeer enthousiaste mensen uit het dorp, die van te voren niet zo vaak met archeologie te maken hebben gehad.
“Vrijwilligers zijn vaak erg enthousiast, ze hebben hun eigen ideeën over de vondsten en komen met nieuwe verhalen. Niet alleen over het kasteel of de vondsten, maar ook over de laatste bewoners en andere, reeds gesloopte gebouwen die op het kasteelterrein hebben gestaan. Vaak hebben ze ook al enige interesse in geschiedenis en vinden ze het extra leuk om daar zo actief mee bezig te zijn, zeker in het eigen dorp. Ik ben bijna elke dag op de opgraving aanwezig en geef dan aanwijzingen en zorg dat de vondsten en sporen ingetekend worden. De vrijwilligers houden zich vooral bezig met het graven en zeven. We vinden heel veel verschillende voorwerpen, van bot tot glas, en daar willen ze alles van weten. In de pauzes wordt dan ook volop gepraat: hoe het gebouw in elkaar zit, hoe het met een bepaalde leeflaag zit, en natuurlijk hoe oud de vondsten zijn en wat ze voorstellen.”