De graven zijn te dateren in de vroegmoderne tijd, ergens tussen 1500-1800. De lichamen waren in een houten kist begraven en hadden een oost-west oriëntering, wat gebruikelijk was voor deze periode. Van de kisten zelf was weinig over. In ieder geval is een lichaam van het vrouwelijke geslacht en 1 kind. Nabij de graven zijn muurresten en wat aardewerk gevonden. In één van de graven is een vingerringetje aangetroffen. Het is bijzonder dat deze graven op deze locatie zijn aangetroffen. Het kerkhof nabij de Paterskerk lag immers enkele honderden meters verderop. Mogelijk gaat het hier om begravingen op een apart pestkerkhof. Het kan zijn dat de overledenen door een ziekte, zoals de pest of dysenterie (de rode loop) zijn gestorven. Dit waren ziektes die in deze tijd veel voorkwamen.
Een Armenhof op de Biest
Nabij de vindplaats is een uitbraaksleuf van bebouwing aangetroffen. Mogelijk stamt deze van een Armenhof dat gelegen was in de wijk Biest. Weert kende in de zeventiende en achttiende eeuw een viertal armenhoven. De bebouwing van het Armenhof is mogelijk al waarneembaar op de kaart van Jacob van Deventer uit ca. 1560. Dit was een boerderij of hoeve, specifiek gericht op het voorzien van armen.
Vondsten
De skeletten worden door een specialist van RAAP onderzocht. Daarna gaan ze naar het provinciaal depot in Heerlen.